Het schrijven van Noosh-e-Jaan
Eigen werk
Allah, Boeddha en ik staan ongeveer om dezelfde tijd op, zo rond een uur of vier ‘s ochtends, gevolgd door de taptoe van de militaire basis om 05.00 uur. Hierna keert de rust weer over het Cambodjaanse platteland terwijl de dag langzaam begint voor iedereen die zich aangesproken voelt door zijn of haar alarmsignaal. Mijn alarm is de haan beneden, of eigenlijk mijn nieuwe ritme, want ik ga elke dag om 20.00 uur naar bed.
Op het platteland leef je mee met de zon. Zeker in Zuidoost-Azië, waar het nogal heet kan zijn overdag, is het praktisch om ruim voor zonsopkomst op te staan. Mensen hier koken, eten, wassen en poetsen hun huis vaak voor het licht wordt en zijn om 05.30 klaar om het veld in te gaan. Mijn ochtendritueel is iets anders, aangezien ik geen rijstveld, koeien of maisveld op me heb wachten. Als ik me ertoe kan zetten, mediteer ik een uur. Hoewel dit soms betekent dat ik in het stikdonker nog half zit te dromen, is het toch een fijn begin van de dag. Daarna doe ik yoga volgens een routine die ik van mijn favoriete yogaleraar/zusje Anne gekregen heb. Het is een set oefeningen die geschikt zijn voor fietsers met prestatiedrang die willen mediteren. Hoe op maat gemaakt wil je het hebben? Nadat ik de zon uitgebreid begroet heb en na een aantal gezellige posities uit het dierenrijk op de yogamat, ben ik klaar voor de dag. Ik hang mijn klamboe netjes aan het plafond, maak het bed op, gooi een paar brokken gember in de theepot en start mijn laptop voor een frisse schrijfsessie. Vervolgens open ik de deur, adem de frisse ochtendlucht in en besef me hoe gelukkig ik ben. Ik woon de komende anderhalve maand namelijk in een boomhut.
Al jaren is het een summum van mijn dromen. Een huisje op een afgelegen plek met weinig tekenen van de moderne wereld. Of het afkeer is van de grote stad weet ik niet zeker, maar na twee en een half jaar in megastad Saigon mag ik mezelf wel even op een kleine opschoningskuur sturen dacht ik. Maar ik zit hier niet om de brommers, smog en chaos uit mijn systeem te krijgen. Ik heb een missie. Deze missie heet Noosh-e-Jaan, wat Perzisch is voor eet smakelijk, of ook wel gebruikt als: moge het je ziel voeden. Noosh-e-Jaan is mijn boek in wording met ruim dertig reisverhalen en recepten van mijn fietsreis van Zwolle naar Bali. Hoewel het grootste deel van de verhalen in mijn geheugen gegrift staat, heb ik de komende weken hard nodig om de puntjes op de i te zetten en de reisnotities en halve recepturen om te zetten in publiceerbaar materiaal. Eind augustus is de eerste deadline, dus ik heb nog even te gaan.
Via een toevallige ‘ontmoeting’ op Facebook, kwam ik in contact met Barry uit Ierland. Deze long term expat woont al meer dan 15 jaar in Azië en kocht een paar jaar geleden een stuk grond van 4000 vierkante meter aan de rand van Kep National Park, vlakbij het Cambodjaanse kustplaatsje Kep. Hij wist niet precies wat hij wilde met het stuk land, maar besloot op een dag om een huis te bouwen in en om de grootste boom, een oude tamarindeboom. Project Tree House was geboren. Met een paar handige lokale ambachtsmannen die buiten de lijntjes durfden te denken, werd in een paar maanden tijd van prachtig lokaal hardhout een luxe boomverlijf op palen gebouwd zonder de boom hiermee teveel in de weg te zitten. Toevallig kwamen Barry en ik met elkaar in contact toen de hut bijna klaar was en ik op zoek was naar een stille locatie om mezelf anderhalve maand op te sluiten. Een deal was snel gemaakt.
Ik arriveerde per fiets vanuit Saigon na 5 dagen in het zadel en was gretig om kennis te maken met mijn nieuwe onderkomen. Maar in Cambodja een huis bewonen zonder zegen van de monniken is vragen om slecht karma. Daarom moest ik nog 2 nachten logeren in Barry’s huis voor de lokale tempelmannen tijd hadden om langs te komen. We besloten er een feestje van te maken. Barry nodigde een paar vrienden uit en we besteedden de hele middag in de keuken om een klein barbecuefeestje voor te bereiden.
Om 15.00 kwamen de monniken. Alle Cambodjanen zaten netjes op hun knieën in de boomhut met de handen gevouwen terwijl de twee mannen in oranje gewaad boeddhistische soetra’s zongen, water rondsprenkelden en wierook brandden naast een schaal offerfruit. Als de hut nu niet gezegend is, weet ik het ook niet. De westerlingen bemoeiden zich niet veel met de monniken en zaten tijdens de ceremonie voornamelijk om de koelbox met bier in een zitje beneden. De twee verschillende werelden raken elkaar, maar bestaan in deze expatwereld vaak ook volledig langs elkaar heen. De expats spreken een paar woordjes Cambodjaans (Khmer) en kennen de mensen op de markt, bij de bakkerij, de delicatessenwinkel, de jongens die hun bouwprojecten uitvoeren en hebben vaak een vriendelijke band met de buren. Ondertussen leven ze hun eigen leven in een parallelle wereld, waar ze grotendeels hun eigen kost eten, naar hun eigen restaurants en barretjes gaan en een vriendenkring hebben met voornamelijk andere expats en eventueel hun lokale partners (lees: jongere vriendinnetjes). Eigenlijk was het in Vietnam niet veel anders en zal dit wel het integratieniveau zijn waar veel expats op uitkomen hier in Zuidoost-Azië. Hoe dan ook, de hut is gezegend, we bedanken de monniken en starten de barbecue. Het wordt een gezellige avond die voelt als mijn housewarming party.
Vanaf dat moment is het huisje van mij. Ik krijg de sleutels en word de volgende dag wakker in mijn stille paradijsje. Er loopt alleen een zandweg naar het terrein, die voornamelijk gebruik wordt door kippen, witte bultrugkoeien en af en toe een brommer. Om in de bewoonde wereld te komen, moet ik een grasveld oversteken, een zandpaadje op tussen de rijstvelden door, langs een dorpswinkeltje waar ze instant noodles, bier en schoonmaakmiddel verkopen en kom dan uit op een doorgaande weg. Vanaf daar ben ik in no time bij een lokale markt, waar ik rijst, groenten en fruit vinden. Dit is alles wat ik nodig heb, dus mijn wereldje blijft lekker klein de komende tijd.
Na mijn ochtendmeditatie en yoga werk ik een paar uur aan mijn schrijfsels op het terras van de boomhut, dat uitkijkt over de heuvel van Kep National Park, de boomgaarden en velden. Rond lunchtijd daal ik af naar beneden via de houten trap en kook ik in het zitje onder de boomhut mijn rijst of noedels. Dan ga ik vaak even internetten bij Barry thuis. Hij heeft me aangeboden om internet te installeren in de boomhut, maar ik vind het heerlijk zonder. Lekker weinig afleiding en een fijne manier om me echt afgesloten te voelen in mijn schrijversbubbel. Dus om de dag fiets ik met een lijstje opzoekdingen naar zijn huis, een paar kilometer verderop. Soms zoek ik receptverhoudingen en vertalingen en de andere keer mail ik een Iraanse familie om te vragen hoeveel kurkuma er eigenlijk in hun stoofpot moet.
Vaak fiets ik hierna nog wat rond langs de zee in Kep en eet een papajasalade van een van de bakfietsdames aan het strand. Andere dagen heb ik een praktische missie zoals het maken van mijn fiets, het repareren van mijn fietstas of het uittesten van mijn waterdichte kleding. Eenmaal terug op het nest is het tijd voor het in Azië verplichte middagdutje. Twintig minuten is meer dan genoeg, waarna ik weer met frisse blik kan gaan werken aan de rest van mijn verhalen. Ik vind het altijd fijn om een verhaal meerdere keren per dag opnieuw te lezen in plaats van me er twee uur lang blind op te staren. Elke keer zie ik weer iets wat ik kan aanpassen; een woordje hier, een komma daar of een hele alinea die in de prullenbak verdwijnt. Elke dag kom ik weer een stukje verder, bijgestaan door een heus panel dat meeleest en commentaar geeft op mijn schrijfsels. Noosh-e-Jaan staat in de steigers!
Ik schrijf natuurlijk niet de hele dag. Althans, mijn discipline is nog niet zo ver gevorderd. Ik lees tussendoor in vier verschillende boeken, veeg mijn boomhutje of wandel wat rond in de omgeving. In elk geval, tegen een uur of 17.00 klap ik de laptop dicht. Genoeg schermtijd voor de dag. Dan kook ik de volgende maaltijd voor het donker wordt rond een uur of 18.15. Ik eet op mijn terrasje en lees tot ik opgevreten wordt door insecten. Ik mag hier dan wel alleen zijn, maar heb toch een boel kleine vriendjes. Het aantal muggen valt erg mee, maar ik heb ter compensatie boomkikkers, een enkele vleermuis, kevers, torren, hagedissen, gekko’s en onder de hut een kleine schorpioen, miljoenpoten en een leger mieren. Gelukkig voel ik me niet meer echt ongemakkelijk met zoveel kruipende en vliegende vriendjes om me heen, maar als het me toch teveel wordt, vlucht ik naar de veiligheid van mijn klamboe. Hier lees ik nog even verder, maar val eigenlijk altijd rond 20.00uur in slaap.
Tot Allah, Boeddha en de soldaten weer klaar zijn voor een nieuwe dag, zonder dat er veel gebeurt, lekker alleen op mijn eilandje van rust.