De Betere Wereld
Onder een hoge betonnen brug staar ik wezenloos naar de grond zoals dat alleen in de vroege morgen kan. Onbewust staan we wat te trappelen en volgen onze ogen de ademwolken in de koude ochtendlucht. Busje komt zo. We zijn niet zomaar zo vroeg opgestaan op deze weekenddag. Vandaag gaan we de bergen in, ten noorden van de Iraanse stad Tabriz om iets goeds te doen.
Het dorpje Ahar is in augustus 2012 getroffen door een zware aardbeving, die de rest van de wereld allang vergeten is. Het was een flinke, zelfs voor Iraanse standaarden. Met 4.2 op de schaal van Richter heeft het enorme schade aangericht en aan 250 mensen het leven gekost. Helaas is niet alleen de rest van de wereld de getroffen regio vergeten, ook de Iraanse overheid lijkt het afgelegen gebied aan hun lot over te laten. Veel dorpsbewoners hebben na vele maanden nog geen fatsoenlijk onderkomen. Met de winter om de hoek, ziet het er voor deze mensen somber uit.
Met zo’n vijftien andere vrijwilligers zit ik in de bus. Sommigen genieten in stilte van het rustige gehobbel van de oude bus en vallen nog even in slaap. We naderen het dorp, waar op dit vroege uur nog weinig lijkt te gebeuren. Behalve een koe, die haar kop door een kapotte ruit heeft gewurmd, lijken de bewoners nog niet in beweging. Maar schijn bedriegt. Als we verder rijden zien we waarom, de eerste huisjes die we passeerden bleken niet veel meer dan een façade te zijn en zijn door de aardbeving… De dorpelingen wonen voor ene groot deel nog in een tentenkamp dat iets buiten het dorp is opgezet. Aan de sneeuw op de nabijgelegen bergtoppen is te merken dat de winter snel gaat vallen hier, en het dorp is er nog lang niet klaar voor. Een paar tenten doen me denken aan speelgoedwinkeltentjes en worden wat warm gehouden met kleine petroleumstelletjes. Het is bitter koud als we uitstappen en we staan te trappelen om ons warm te houden. Hoe gaan deze mensen de winter in?
De dorpelingen kijken wat verbaasd naar die kleurrijke groep stadsjongeren die ineens onaangekondigd op de stoep staat. Snel gaat Saeed met een van de ouderen praten om te vertellen wat we komen doen. We zijn van harte welkom en er wordt besloten dat we aan het werk mogen voor een familie die in zo’n dun tentje woont om te zorgen dat zij vanavond in een fatsoenlijk onderkomen terecht kunnen. De kinderen uit het dorp komen ook aangesneld en zijn merkbaar blij met het nieuwe bezoek. Aan de paar vernielde speeltoestellen te zien, is er na de aardbeving voor hen weinig meer te doen hier. Twee van onze dames ontfermen zich meteen over de kinderen en zijn er de hele middag voor ze met spelletjes, een kleine fotocursus en vooral heel veel warmte.
Ik mag stenen sjouwen. Niet iedereen kan aan het werk voor hetzelfde huisje, dus ik en een paar andere jongens kijken waar we van dienst kunnen zijn. Overal in het dorp staan nieuwe woningen in de steigers, dus het is vooral even zoeken waar we het meest nuttig kunnen zijn. De overheid heeft geld uitgeleend voor bouwmateriaal, wat op een punt aan het begin van het dorp is verzameld. Een enorme vracht gipsen bakstenen staan te wachten om naar de verschillende bouwplaatsen gebracht te worden. We hebben een tractor met een aanhanger en een boel energie dus we gaan aan de slag.
Gelukkig heb ik handschoenen meegenomen want de zon blijft het grootste deel van de morgen veilig verborgen achter de bergen. Ook het gesjouw met de stenen houdt ons warm, of eigenlijk vooral het gooien, want we vormen een mooie productielijn om de stenen netjes de oplegger in de krijgen. Tot mijn verbazing blijven de jongens maar doorstapelen, ondanks dat de oplegger geen achterklep heeft om hem af te sluiten en de weg niks meer is dan een modderpad omhoog is met enorme kuilen. Dat is vragen om moeilijkheden. En dat blijkt, met geweld trekt de tractor de wankelende vracht uit de modder. Wij springen aan de kant als de eerste stenen al beginnen te vallen. Bergopwaarts laat de tractor een heel spoor achter van stenen. Ik sta vertwijfeld toe te kijken en ook mijn vrienden uit Tabriz zien de lol van de situatie wel in. De dorpsjongens zijn niet zo onder de indruk en gaan rustig verder. De hele middag rijden we van de ene bouwplaats naar de andere om ze te voorzien van stenen. Met een muts boven mijn ongeschoren gezicht kan ik zo door voor een Iraniër, en de mensen zijn dan ook stomverbaasd als ze zien dat er een buitenlander is.
Dan is het klaar. De ene groep heeft een vloer gelegd in het huisje en de deur erin gezet. Het speelgoedwinkeltentje wordt meteen opgeborgen en de familie begint te verhuizen. Voor hen is hulp net op tijd gekomen en dolblij komen ze ons met een dienblad vol dampende thee bedanken. Ondertussen hebben wij onze stenen afgeleverd. Morgen kunnen de mannen beginnen met metselen. Het is slechts een stap, maar we hebben iets kunnen doen en dat voelt goed. Ook de kinderen zijn uitgelaten en hangen om ons heen. We mogen niet weg en moeten ten minste terug komen. Sommigen van ons doen dat ook. Het werk in hier is nog lang niet gedaan. Terwijl wij terugkeren naar onze warme onderkomens in de stad met alles binnen handbereik, gaat de zon in Ahar onder voor weer een ijskoude nacht.