Fietsen in Maramureş
Eigen werk
Luid getoeter stijgt op uit een lange stoet auto’s. Ik wring me er op mijn breedbeladen tweewieler langs en sta plotseling recht tegenover een orthodoxe priester in lang gewaad die luidkeels een platte kar staat te zegenen. Op de kar ligt een grafkist bedolven onder een enorme berg bloemen. De omstanders kijken me met een scheef oog aan, ik sla uit onbeholpen beleefdheid maar een kruisje en fiets verder. Ik ben beland in Maramureş, de noordelijke bergprovincie van Roemenie, waar het leven net een paar tikjes langzamer gaat dan in de rest van het land.
‘Je komt zeker uit Maramureş’, kan zo naar je hoofd worden geslingerd in de hoofdstad Boekarest als je niet doorwerkt. Terwijl de rest van het land grinnikt om het trage levenstempo in dit berggebied, laten de locals zich niet gek maken door de snelle jongens in het zuiden. Transport gaat hier gewoon met paard en wagen, de meeste huisjes zijn van hout en het halve dorp gaat samen hooien en pruimen plukken. Wanneer ik de eerste dorpjes binnenrijd, word ik steevast gade geslagen door de oude garde die vanaf hun bankjes in de schaduw verbaasd staart naar die vreemde verschijning. Een vriendelijk ‘bună ziua’ doet echter wonderen en de oudjes kijken elkaar lachend aan en zwaaien me na. Het grootste deel van de dag speelt zich hier af op dit soort bankjes. Het is gewoon te heet overdag. ’S Ochtends zie je mannetjes met hoeden op fietsend met een zeis over hun schouder naar het veld gaan, waar ze gauw nog even een paar meter gras wegslaan voor de zon over de berg komt. Daarna zie je de mannen in groepjes op straat hangen en zitten de vrouwen met kleurrijke hoofddoekjes samen op de bankjes te breien of het kalme leven in het dorp gade te slaan.
De dorpelingen zijn oud, veel jongeren voelen weinig voor het traditionele bestaan van hun ouders als houthakker, timmerman of boer en beproeven hun geluk in het Westen. In deze vakantieperiode zie je dan ook overal auto’s uit Italie, Spanje en Duitsland rondrijden. Goed voor het geld, maar fataal voor het traditionele dorpsleven. De jongeren keren vaak niet terug, en als ze terugkeren, zijn ze veranderd. In een hooiveld spreek ik Cosmin, die tien jaar in Italie en Nederland heeft gewerkt op het platteland om geld te verdienen om in zijn oude dorp een huis te kunnen kopen en een gezin te stichten. Nu is het geld op, er is amper werk en de grond is niet vruchtbaar. ‘Ik kan geen kant op, ik wil terug naar Italie om te werken, maar mijn huis en familie is hier, maar wat voor een toekomst kunnen we hier opbouwen?’ In een mix van Italiaans, Nederlands en Engels word het me duidelijk dat zowel de jonge generatie, als de oude generatie onder druk staan. Ondanks een wat pessimistische kijk op de toekomst, gaat het dagelijks leven gewoon zijn gangetje in de dorpjes.
In augustus is het heilige tijd, en wanneer de kerkklokken luiden, beweegt het dorp zich in de richting van het monotone gezang van de orthodoxe verzen uit de kleine uienbollenkerkjes. In de schaduw van deze tamelijk nieuwe godshuizen staan de klassieke kerkjes van Maramureş. Geheel van hout en prachtig beschilderd. Als ik de sleutel heb gevraagd aan de buurvrouw en ik de stilte in deze donkere ruimte verstoor en het oude hout laat kraken, voel ik me echt als een ontdekker. De simpele diepe kleuren van de schilderingen op het donkere hout in het eenvoudige kerkje geven een intiem gevoel. Ik stel me voor dat hier sinds honderden jaren mensen komen om zich verbonden te voelen met iets dat groter is dan hen. Zeker in deze dorpjes is dit gevoel sterk, en religie is hier nog lang niet op zijn retour zoals in de rest van het land.
Wie denkt dat in deze dorpjes geen verrassende levensvisie te vinden is, moet eens op bezoek in het dorp Săpânţa. Op advies van Cosmin fiets ik hier richting cimitirul vesel, het blije kerkhof, waar de dood met een flinke korrel zout wordt genomen. Kunstenaar Stan Ioan Pătraş kwam in 1935 met het idee om de beleving van overlijden wat op te fleuren en maakte, uiteraard van hout, grafzerken met daarop een parodie op het leven van de gestorvene. Helaas kan ik de teksten niet lezen, maar de kleurige afbeeldingen zeggen vaak genoeg. Ik sta voor het graf van een drinkebroer, een smokkelaar en een automonteur, en de tekst eronder moet hilarisch zijn. Een oude vrouw schuifelt voor me uit op weg naar het graf van misschien wel haar echtgenoot. Ik vraag me af of de tekst een grijns op haar gezicht tovert. In elk geval ben ik onder de indruk van deze perceptie op leven en dood. Waarom blijven rouwen als je ook kan lachen om het mooie leven dat iemand heeft gehad. In Săpânţa viert men het leven, wat kracht geeft voor het accepteren van de dood.