Eigen werk
Na een heerlijke kerstvakantie met bezoek uit Nederland ben ik weer op weg, genietend van lange dagtochten door de uitlopers van het Zagrosgebergte ten zuiden van Shiraz. Ik voel me vrij en fiets door oasedorpjes, groene valleien en langs druivengaarden waar in de tijd van de Shah nog fantastische wijn werd gemaakt. Ik kijk erg uit om in dit fijne heuvelland te kamperen aan het eind van de dag, maar dat blijkt nog een hele uitdaging.
Een blauwe Iraanse Zamyad mindert vaart en komt naast me rijden. Met moeite trekt de bestuurder met uitgestrekte hand het raampje omlaag en een verbaasd gezicht verschijnt in de opening. Nog voor ik me heb voorgesteld, is het zover. Ik ben weer eens uitgenodigd bij iemand thuis, een fenomeen waar je als reiziger in Iran niet onderuit komt. Het is hier meestal dan ook niet de vraag of ik die dag wel wordt uitgenodigd, maar wanneer. Het is een uitdaging om zo lang mogelijk de verzoeken te ontwijken om überhaupt vooruit te komen, want een uitnodiging voor een kop thee is in Iran nooit een uitnodiging voor een kop thee. Meestal verschijnt er een fruitschaal, een grote lunch, inderdaad die kop thee en vervolgens moet je toch eigenlijk gewoon blijven voor de nacht. En de volgende.
De volgende dag is het weer raak. Er hangt regen in de lucht tegen de tijd dat ik het stadje Mubarakabad binnen fiets. Ik heb al zo’n honderd kilometer achter de rug en ben wel tevreden voor vandaag. Hoewel ik ’s middags al drie uitnodigingen onder grote dankbetuigingen af wist te slaan, zie ik aan het eind van de dag wel het voordeel in van het niet-kamperen. Op dat moment trekt er een motor naast me op met een stralende rijder. De eerste paar vragen weet ik nog wel in het Perzisch te beantwoorden. ‘Waar ga je heen?’, ‘waar kom je vandaan?’, ‘ben je alleen?’, ‘gaat alles goed?’, en ‘heb je zin in thee?’. Ik volg mijn nieuwe vriend Mohsen naar het huis van zijn familie, waar ik meteen in een aparte gastenruimte wordt neergezet. De vrouwen zitten in de naastgelegen huiskamer, maar die krijg ik eigenlijk niet te zien buiten de af en toe haastig voorbijschietende gedaante, die snel haar chador wat strakker om het gezicht trekt. Na de thee moet ik mee met Mohsen naar zijn vrienden die in een soort groot tuinhuis in een sinaasappelboomgaard hun eigen hangplek hebben. Ik sta op en wil de familie bedanken voor hun gastvrijheid, maar de vrouwen schrikken duidelijk als ik verschijn. Er gaat snel een extra sluier om en ik krijg het gevoel alsof het bijna pervers is om door mij gezien te worden. Goed, dit is hun traditie, dus ik kijk de volgende keer iets beter uit, maar was dit tot nu toe nog niet tegengekomen in Iran.
Voor we naar de vrienden in het tuinhuis gaan, moet ik nog even getoond worden aan de oudere mannen van het stadje, die in een andere boomgaard zitten waterpijp te roken. In vogelvlucht ontmoet ik twee mannen met meerdere vrouwen, legendarische borstelsnorren en een tiental andere vrolijke genieters. Het is een echte mannenwereld, en de gezelligheid spat er vanaf. Wat later zit ik in het volgende tuinhuis bij Mohsen en zijn vrienden, waar de waterpijp ook rustig staat te bubbelen. Mohsen installeert twee grote speakers en een usb-stick vol Perzische traditionele muziek, die soms tragisch en melodramatisch is, maar soms ook opzwepend en uiterst dansbaar. Het ritme zit hier zelfs de mannen in het bloed en als vanzelf beginnen de jongens door de kamer te dansen. Met soepele bewegingen van de armen, handen, heupen, schouders en benen is het nogal wat anders dan dat houterige gedeins van hun Europese buren. Het wordt een mooie avond. Ik oefen mijn Iraanse dans, lach me rot met mijn blije nieuwe vrienden. De een laat zijn meest fantasierijke danspassen zien, de ander gaat op zijn hoofd staan en de volgende komt oorlogszuchtig met een groot jachtgeweer binnenstormen waardoor iedereen in een stuip op de grond ligt. Het is dat echte vriendengroepgevoel; vertrouwd, slechte grappen en met veel zorg voor elkaar. Als we even bij zitten te komen van het gedans met een kop sterke thee komt Mohsen, bijna schattig zo gastvrij, met een doos taartjes aangezet. Die hebben ze speciaal voor mij gekocht en worden stralend gepresenteerd.
Ik probeer steeds duidelijk te maken dat ze voor mij niks speciaals hoeven te doen, maar de hoffelijkheid en gastvrijheid horen er in Iran eenmaal bij. Ik vertel mijn nieuwe vrienden dat gastvrijheid in Nederland toch op een heel ander pitje brandt. Het zou echt heel bijzonder zijn als je als buitenlander zomaar van straat wordt geplukt voor een slaapplek, een diner en oprechte vriendschap. Natuurlijk is een vreemdeling in Iran meer bijzonder dan in immigratieland Nederland, maar dat is zeker niet het hele verhaal. Gastvrijheid zit gewoon diep ingebakken in de Perzische cultuur en in een gesloten land als Iran is de bevolking dolblij met communicatie met een buitenlander.
Toch als we over politiek praten zijn de jongens wat conservatiever dan mijn vrienden uit de Iraanse steden. Die riepen zonder meer dat ze geregeerd worden door een stel fanatieke dwazen die volstrekt het contact met hun onderdrukte onderdanen kwijt zijn. Hier in Mubarakabad merk ik een verschil. ‘Eigenlijk is er geen groot verschil tussen de regering en de mensen’, legt Mohsen uit. Zelfs de alom gehate president Ahmedinedjad komt er hier goed vanaf. Het feit dat traditie en geloof regeren wordt hier duidelijk stukken meer geaccepteerd dan in de relatief vrije stad Shiraz. Toch zijn de problemen van de huidige regering hier ook merkbaar, en ik word tweemaal subtiel benaderd of ik misschien werk kan regelen in Nederland voor een van de jongens.
We besluiten de avond met een diner dat Perzisch laat wordt opgediend. Er wordt een plastic kleed uitgerold op het tapijt en verschijnt er een heerlijke aubergineschotel met saffraanrijst. Wanneer er onverwacht nog een vriend binnen komt, schuiven we allemaal op en maken we plaats. In Iran is er altijd plek voor bezoek. Na het eten gaat de televisie aan en zitten we loom te kijken naar een Amerikaans worstelprogramma. Mijn ogen worden snel zwaar na een lange dag en in allerijl wordt in de volgende kamer een dun matrasje en een wollen deken klaargelegd. De vrienden zijn nog niet zover. Terwijl buiten het noodweer lostbarst ga ik tevreden liggen, dankbaar voor een mooie dag en nieuwe vrienden. Ik val in slaap met het gebubbel van de waterpijp, de geur van citroentabak en het knallende onweer.