Eigen werk
‘Zag je dat meisje kijken?’ vraagt Mostafa hoopvol. Ik ontken en we wandelen veder. ‘Wat doen we hier eigenlijk?’, vraag ik mijn vriend die zojuist zijn kapitale Corvette parkeerde voor het chique winkelcentrum in Teheran. ‘Gewoon, rondlopen’, klinkt het verbaasde antwoord. Zien en gezien worden blijkt een hele cultuur te zijn in Iran, en ik mag gezellig meedoen.
Hamburgertentjes, hippe kledingzaken en jongeren met iPhones aan hun oor geplakt, welkom in Noord-Teheran. Naast het brandpunt van de islamitische revolutie is het de neuscorrectiehoofdstad ter wereld en moet ik regelmatig met mijn ogen knippen om te zien of de zwaarbepoederde dames die me passeren wel een hoofddoek dragen. Vaak ontdek ik dan een dun sjaaltje dat losjes op de achterkant van de hoogopgestoken knot hangt. Op de marmeren vloeren van het shopping center worden de stijlvol geklede dames uitgedaagd door jonge mannen met glimmende zwartleren schoenen, strakke merkkleding en kapsels die vaak onberispelijk en ingewikkeld zijn. Deze flanerende elite vormt een vreemd contrast naast de conservatievere winkelaars in lange zwarte chadors en zonder de verfijnd gekopieerde merkkleding om het lijf.
Stiekeme knipoogjes, vluchtige gesprekjes en stromen sms’jes. Dat is de wet van het winkelcentrum. Ondanks de relatieve vrijheid die de jongeren hier voelen, is het in Iran verboden voor een jongen en meisje om samen te lopen, te eten of lang te praten. Deze wetten kent iedereen, en hoewel de grens wordt opgezocht, is het stiekeme geflirt tussen de telefoonwinkels het hoogst haalbare om iemand van het andere geslacht te ontmoeten in het openbaar.
Mostafa loopt een kapperszaakje binnen waar hij vaak komt. Ze weten precies wat hij wilt en een half uur lang wordt zijn eendagsbaardje bijgewerkt, maar wordt vooral minutieus geknutseld aan zijn kapsel. Buiten zie ik chique Amerikaanse sportauto’s parkeren tussen de oude Paykans. Ik vraag me af wat rijke jongeren zoals Mostafa doen met hun leven; hoe komen ze aan zo’n dure auto terwijl de Iraanse munt vanwege de sancties zo weinig waard is? Terwijl de kapper met föhn en kam bezig is met zijn nieuwe meesterwerk, vertelt mijn vriend wat nou eigenlijk zijn verhaal is. ‘Drie jaar geleden had ik het nog erg zwaar, maar ik heb keihard gewerkt in een restaurant en nu kan ik goed leven’. Alsof ik met die uitleg genoegen neem, informeer ik toch maar even wat zijn vader voor werk doet. ‘Hij werkt voor de overheid, best een hoge functie’. Juist, de overheid. In geen land ter wereld, en zeker niet in Iran, kan je je na drie jaar restaurantwerk een sportauto en een levensstijl van dit kaliber veroorloven. Dat kan alleen als je toegang hebt tot de oliedollars die het land in stromen, via de overheid. ‘Als je morgen komt, haal ik je op in mijn Crysler, die is wat klassieker. Zo’n sportwagen is niet altijd leuk en die Crysler heeft een soundsystem, dat moet je meemaken!’, grijnst Mostafa vrolijk. Ik mag hem graag, hij heeft iets kinderlijks en naïefs over zich. Ondanks dat de 23-jarige bigspender in veel te grote auto’s van het verkeerde geld rijdt, is het een vrolijke en energieke jongen die ondanks zijn wortels in de islamitische revolutie een Amerikaanse lifestyle leeft.
Na de kapper is het tijd voor plezier. Bovenin het winkelcentrum vinden we een etage vol Amerikaanse videospelletjes, fastfood en hippe koffiebarretjes. Ook is er een internetcafé, waar kinderen verwoed online spelletjes spelen als World of Warcraft en via filterprogramma’s het door de overheid geblokkeerde Facebook gebruiken om te chatten en hun onislamitische profielfoto bij te werken. Mostafa en zijn vrienden hangen samen rond een spelletje waarbij je samen als twee Ramboachtige actiehelden op Iraans-ogende terroristen jaagt. De ironie gaat volstrekt aan de jongens voorbij en ook ik word uitgenodigd voor een rondje in de strijd tegen internationaal terrorisme.