Genoeg
Voetje voor voetje stuntel ik over de smalle aarden walletjes van het rijstterras, richting de boer die verderop staat te schoffelen. Ik zeg de oude man gedag van een afstand, hij schoffelt verder. Voorzichtig benader ik de man en als ik voor hem sta kijkt hij verward op en staart me met waterige ogen aan. Hij blijkt stokdoof en bijna blind dus staak ik mijn monoloog in gebarentaal en Chinees en staan we een tijdje naast elkaar uit te kijken over de rijstvelden. De zon gaat onder in het grillige berglandschap rond Zhangjiajie en zoals elke dag ga ik de uitdaging aan een plek voor mijn tent te vinden in het volle China.
Na twee eenvoudige weken fietsen door het platte oosten van China wordt het landschap abrupt omhoog geduwd en moet ik ineens weer werken voor mijn kilometers in het karstgebergte van de provincie Hunan. De vallei waar ik doorheen fiets is nauw en vol sinaasappelboomgaarden tegen de steile klippen en met rijstterrassen aan de rivierzijde. Dorpjes hier doen me denken aan die in noordoostelijk Turkije; ouderen zitten te kaarten op straat, iedereen is buiten en er zijn veel kleine winkels en volle eetzaakjes waar het geluid van rinkelend servies, etende mensen en de geur van eten naar buiten komt. Families zitten voor hun huis tussen hoge bulten sinaasappels hun oogst te sorteren. De straatkant ligt bezaaid met de ongelukkigen die het niet redden en voor het eerst in China zie ik verspilling. Maar als ik om me heen kijk, kan het ook niet op en de scherpe geur van sinaasappelschil volgt me tot buiten het dorp. Na mijn poging bij de oude man vraag ik opnieuw om een kampeerplek bij een ander schoffelend stel die me weliswaar verwonderd aankijkt, maar me vriendelijk het steile geitenpad naar de rivier op stuurt. Net voor het donker zet ik mijn tent op, was ik in de rivier een dikke laag stof van me af en kook mijn prutje terwijl de volle maan op komt boven de paar kleine boerderijtjes aan de overkant waar rook uit de schoorsteen komt.
De volgende morgen sta ik op met een symfonie van tropisch klinkende vogels die met schelle en lange uithalen de dag inluiden. Als ik mijn hoofd buiten de tent steek, stommelt een boer met schep over zijn schouder zonder mij te zien het paadje af en roept hard naar de overkant. Wat zit hij daar te doen aan de waterkant, vraag ik me na een tijdje af. Maar vijf minuten later verschijnt er vanuit de mist een spits houten roeibootje dat langzaam onze kant op komt. De veervrouw roeit staand en met krachtige bewegingen. Wanneer ze mij en mijn oranje tentje op de heuvel ziet, staat ze met de spanen in haar hand even bedenkelijk te kijken, maar komt snel weer in beweging om haar eerste klant van de dag op te pikken. Ik begin rustig op te breken terwijl het gepraat van de boer en de veervrouw het hele dal door schalt, dat nog onder een dikke laag mist verborgen ligt.
In de ochtendschemer maak ik mijn meest dierbare kilometers. Als het licht langzaam tevoorschijn komt achter de bergen zie ik een dikke nevel op de wouden liggen, baant de bouwvakker met gele helm zijn weg over de modderpaden en zitten wegwerkers om vuurtjes langs de straat; de zon komt laat in sommige valleien en ik zit nog even met mijn hoofd in de wolken. Ik sla een kleiner weggetje in en volg het geluid van stromend water omhoog de berg op. Aangezien mijn flessen bijna leeg zijn, maakt het kabbelende water me dorstig en ik meer aan bij het eerste de beste huisje waar licht brandt. De kachel moet nog aan om het rivierwater te koken dus ik wacht samen met de man de huizes op een laag houten krukje tot de grote pan water aan de kook is. Als we daar zo zitten, nog half slaperig bij de warmte van het vuur en verderop een grote zwarte buffel uit de nevel komt sjokken, voel ik de haastloosheid van deze plek. Ik besef dat ik beland ben in een rustig deel van China, besluit mijn tempo hierop aan te passen en blijf de rest van de ochtend op mijn krukje zitten.