Met de boot naar Sri Lanka?
Genoeg
India is onze droombestemming sinds Elske en ik begonnen te fietsen vanuit Vietnam. De afstand tussen onze thuisbasis Ho Chi Minhstad en de Indiase grens hadden we theoretisch in een paar maanden af kunnen leggen, maar zo makkelijk kwamen we er niet vanaf. Want hoewel India toeristen verwelkomt met eenvoudige visumprocedures, staan de grenzen naar het subcontinent op dit moment verre van open.
India heeft landsgrenzen met China, Pakistan, Myanmar, Bhutan, Nepal en Bangladesh. Maar door een Aziatische bangarang aan problemen lukt het ons op dit moment niet om India via een van deze landen te bereiken. Van visumproblemen tot grensconflicten en van semi-burgeroorlogen tot reisbeperkingen. India’s boze buren trekken alles uit de kast om te verhinderen dat we het land al fietsend gaan bereiken.
‘Zouden we dan echt moeten vliegen?’, vraag ik met en vies gezicht aan Elske. Nog nooit eerder heb ik een vlucht moeten nemen om mijn fietsdoel te bereiken en ik heb naast wat milde principiele bezwaren vooral een soort weerstand tegen het gemak ervan. Daarbij, vroeger vloog toch ook niemand? Al mijmerend brengt deze gedachte ons op een nieuw spoor. Want hoe reisden mensen vroeger? Juist, per schip! We klappen onze laptop, met vluchtopties die we toch niet willen nemen, gauw dicht en zetten koers richting het zuiden. Maleisie heeft namelijk grote commerciele havens en zelfs jachthavens voor wereldreizigers. Die hebben vast wel ruimte voor twee Nederlandse fietsertjes toch? We kunnen altijd helpen met het dek schrobben in ruil voor een overtocht naar India.
Niet gehinderd door enige ervaring of voorkennis duiken we ruim een maand later in de wereld van de scheepvaart. Helaas horen we al snel dat zeilschepen de komende maanden niet in westelijke richting uitvaren vanwege de windrichting dit seizoen. Daarom richten we ons eerst op vrachtschepen. Met onze blije gezichten staan we dus op een vroege zomerdag voor een dichte poort bij de containerhaven van Port Klang, iets buiten de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur. ‘Heeft u security clearance level 1?’, vraagt de bewaker stomverbaasd op onze vraag of we even bij de scheepvaartbedrijven op de thee mogen.
Toch komen we, met een duwtje in de rug van onze onbevangenheid, verder dan we dachten en zitten we de volgende dag zonder uitnodiging in ons fietskloffie aan tafel met de managers van de grootste scheepvaartbedrijven ter wereld. Tot onze verbazing worden we met veel enthousiasme ontvangen in deze wereld van glazen torens, airconditioning en mantelpakjes, maar zodra we puntje bij paaltje komen met onze vraag of we een stukje mee mogen varen, stoten we toch ons hoofd tegen een plafond van regels. Blijkbaar zijn de dagen van de vogelvrije scheepvaart voorbij. Als we bij tien bedrijven hetzelfde verhaal hebben gehoord, begrijpen we dat het er echt niet in zit, tenzij we voor enkele honderden euro’s per dag een zogenaamde vrachtcruise boeken. Dat zou dan wel exclusief dekschrobben zijn, maar we bedanken toch maar vriendelijk, want een reis naar India per containerschip duurt toch al gauw twee weken.
Niet te land, niet ter zee, dus dan toch maar door de lucht? We staan buiten de laatste glazen toren en duiken een Maleisisch theehuisje in. Lachend kijken we elkaar aan. We hoeven ten minste niet meer die gekke kantoren in! Misschien moeten we inderdaad vliegen, maar wat zou het? We hebben echt alles geprobeerd en blijkbaar is dit de enige keuze. Al speurend op de kaart, valt onze blik op Sri Lanka, een eiland op steenworp afstand van de Indiase zuidkust. We besluiten nog even te genieten van onze laatste vleug van het zoete en vertrouwde Zuidoost-Azie, proppen een week later onze fiets in een doos en fietsen die zelfde middag tussen de palmbomen van de Sri Lankaanse westkust. Wederom niet gehinderd door enige voorkennis over waar we aan begonnen zijn, rijden we een nieuw avontuur tegemoet, de laatste stop voor India.