Fietsen door de islamitische provincies
Genoeg
Met meer dan 6000 doden sinds 2004, actieve jihadistische activiteiten en een code rood als reisadvies zijn de drie meest zuidelijke provincies van Thailand een vreemde smet op het in mijn ogen onbevlekte land. Bijna nergens ter wereld voel ik me zo welkom, vrij en volledig veilig als in Thailand. Waar we ook komen op onze fiets, mensen staan te zwaaien, nodigen ons uit voor een gratis lunch en we mogen werkelijk overal kamperen. Zou het in dit gebied dan echt anders zijn?
De provincies Yala, Pattani en Narathiwat werden in 1785 op Maleisië veroverd en zijn in meerderheid islamitisch. De mensen spreken een Maleis dialect en houden zich van oudsher aan een milde vorm van islam. Door een reeks onhandige pogingen tot centralisatie van de regering in Bangkok loopt de verhouding met de lokale bevolking al ruim 70 jaar stroef. Daarbij is er in de dichte jungle van het berggebied aan de grens veel smokkel in drugs, bedreigde diersoorten en zelfs in mensen. In recente jaren escaleerde de opstand met bomaanslagen op soldaten, docenten en boeddhistische monniken met als doel om de mensen bang en het gebied onbestuurbaar te maken. Door intimidatie en het zaaien van haat en angst hopen gefragmenteerde groeperingen op zelfbestuur en onafhankelijkheid van boeddhistisch Thailand.
Met een bezoek aan dit gebied nemen we een berekend risico. Maar aangezien onze volgende bestemming de Maleise oostkust is, lijkt de meest logische route dwars door de drie provincies te gaan. Vooraf polsen we bij reizigers die er geweest zijn en nemen contact op me een paar Thaise fietsers uit de regio. Eigenlijk vertellen ze allemaal hetzelfde verhaal: het geweld komt van een kleine kliek criminelen en opgehitste jongeren en is altijd gericht tegen de overheid. Zoals lokale fietser Hassan het benadrukt: ‘kom het met eigen ogen zien en vertel de mensen in Nederland hoe het hier echt zit.’
Het zien van moslims in Thailand is voor ons al niets nieuws meer. Vanaf het grensgebied met zuidelijk Myanmar tot hier worden de meeste kustdorpjes bewoonde door etnisch Maleise vissers. Ondanks dat ze zich anders kleden en we een paar keer per dag de islamitische gebedsoproep horen, voelen we ons net zo welkom als in de rest van het land. Geen enkele reden tot paniek dus.
Zodra we de provincie Yala betreden, verschijnen er talloze checkpoints op de weg met geschutstorens, zwaarbewapende militairen met zwarte maskers en patrouillerende pantservoertuigen. ‘Dit is andere koek’, denk ik bij mezelf. Mijn eerste reactie is dat ik het sneu vind voor de inwoners, voor wie de dagelijkse gang naar de markt toch anders moet voelen tussen die gewapende mannen. Toch blijft dit het lieve Thailand en als we een checkpoint passeren, tilt een soldaat zijn zwarte bivakmuts omhoog en zien we de guitig lachende ogen van een hele gewone Thaise jongen zoals we die overal in het land zien. Van deze soldaten geen enkele waarschuwing voor terroristen, maar een vrolijk: ‘Welcome to Thailand’. Ook de lokale bevolking, niet gewend om toeristen te zien, reageert erg enthousiast op onze verschijning. Zelfs de wat statig ogende mannen met lange baarden en djellaba lachen en zwaaien met een soort kinderlijke blijheid naar ons.
Wanneer we stoppen voor lunch probeer ik in het Thais uit te leggen dat we vegetarisch willen eten, maar de woorden die ik gebruik zijn woorden uit de Thais-boeddhistische keuken en die worden hier simpelweg niet begrepen. ‘Nasi goreng?’, hoor ik een van de oudere dames ineens vragen. Verbaasd kijk ik op. Natuurlijk spreken ze hier Maleis met elkaar. Tijdens mijn vorige reis spendeerde ik bijna 5 maanden in Maleisië en Indonesië, dus eten bestellen lukt me prima in deze taal. In plaats van de Thaise khao pad, bestel ik zonder enige taalproblemen twee nasi goreng zonder vlees met een gebakken eitje.
Na het eten dromt de hele familie om ons heen voor de verplichte reeks selfies, we krijgen een tros bananen mee voor onderweg en ik voel me compleet veilig en geborgen in dit kleine dorpje in de heuvels.