Genoeg
Veel Indiërs dachten dat het na de rampzalige overstromingen van 2018 in Kerala niet veel erger zou kunnen. Ze hadden het mis. Een paar dorpen verderop spoelde een hele woonwijk met tempels en al de heuvel af en het boerderijtje waar ik me verschans tijdens deze moessoen is al zes dagen afgesloten van de buitenwereld. Ik ben er alleen, zonder stroom en een bijna apocalyptische regen blijft onophoudelijk neerbeuken op het golfplate dak.
De eerste dagen op de boerderij waren een droom. De zon scheen, tropisch fruit hing aan de bomen, vlinders zo groot als mijn hand vlogen rond exotische bloemen en behalve het ruisen van de naastgelegen beek was het er heelijk stil. Tot de lucht betrok en van het ene op het andere moment de sluizen van de hemel werden opengezet.
Het is 04.00 ’s nachts en voor de tweede keer sinds ik naar bed ging sta ik in de stromende regen met een machette in mijn hand bamboe te hakken in de jungle. Door het gewicht van de regen en gierende wind staat de luifel van het huis op instorten, dus improviseer ik een houtje-touwtjeconstructie en bid ik dat die het overleeft tot morgenochtend. Na dit nachtelijke avontuur ga ik uit staan druipen naast mijn bed en kruip ik weer onder mijn dekens, die na een paar dagen regen net zo klam zijn als de rest van het oude huis.
De tijd kruipt voorbij onder het verstommende gehamer van de regen en ik merk dat de opgeslotenheid samen met het gebrek aan daglicht en menselijk contact mijn wereld wel heel klein maken. Ik word er zelfs wat angstig van en ik schrik al van rondfladderend plastic in de tuin. Op zoek naar iets te doen loop ik als een gestresst oud vrouwtje met een zaklamp door het donkere huis. De batterij van mijn laptop en telefoon hebben het al lang begeven en op mijn e-reader staat een boek over meditatie dat me vertelt dat ik met mijn eigen miserie ‘moet zitten’, maar dat wil ik niet horen. Uit ellende lees ik maar een klam en beschimmeld kookboek van kaft tot kaft.
Maar heb ik dan niet voor hetere vuren gestaan? Heb ik niet lang genoeg alleen gereisd en gekampeerd op de lege steppe, in de jungle en de woestijn? En heb ik niet vaak genoeg meerdaagse stiltemeditaties gedaan? Of is het de opgeslotenheid en het gebrek aan vrijheid wat me zo benauwd maakt?
Op de zesde dag besluit ik dat het mooi is geweest. Ik smijt al mijn groenten op de composthoop, wikkel mezelf en mijn rugtas in alles wat waterafstotend is en loop richting het volgende dorp, al is me verteld dat dit onmogelijk is door de overstromingen. Ruim een kilometer voor de eerste brug stuit ik op een uitgestrekt meer waar vorige week nog een weg was. Ik zie alleen de toppen van de hoogste bomen. Dan maar via de heuvels en theeplantages. Glibberend door de modder ploeg ik me een weg door de jungle, maar na een uur worstelen zie ik vanaf de heuveltop een nog veel grotere oceaan die zich voor me uitstrekt. Einde oefening.
Thuis pluk ik doorweekt en knarsetandend mijn groenten uit de rottende composthoop, gooi mijn natte kleren op een hoop en stort neer op mijn bed. Gelukkig dendert de regen keihard neer op mijn dak, want ik schreeuw het letterlijk uit van ellende en blijf de rest van de middag levenloos voor me uitstaren tot ik in slaap val.
De volgende morgen word ik wakker met het geluid van vogels. In plaats van stortregen miezert het en voor het eerst deze week loop ik naar buiten en zie ik een verlegen lichtpuntje achter de wolken. De zwaarte lijkt te zijn weggespoeld, in mezelf en in de wolken boven me. Als dit een test was, dan is het zeker geslaagd.