De Betere Wereld
Terwijl elders in het land de laatste dorpjes worden voorzien van elektriciteit, loop ik over de flashy boulevard van de Georgische hoofdstad Tbilisi voor het presidentiële paleis. Tbilisi is fraai opgepoetst en president Saakashvili is stevig met de bezem het land doorgegaan waardoor Georgië is opgeklommen van een corrupt en gevaarlijk land in de jaren ’90 naar een van de veiligste plaatsen ter wereld. Tbilisi is het boegbeeld en staat voor een nieuwe koers van een oude stad.
Voor mij hoeven al die helderverlichte paradepaardjes in het centrum niet zo nodig, maar het oogt wel fris. Veel liever dwaal ik door de kleinere straatjes en over de rommelige marktjes. Daar wordt echt geleefd. In de oude Armeense wijk achter het metrostation is het elke dag markt in kleine golfplaten stalletjes, winkeltjes van twee meter breed en op de stoffige straat. Hier vindt je stapels heerlijke Georgische basilicum, oosterse kruiden in mooie piramides en brokkelige boerenkazen die soms zo zout zijn dat je mond ervan samentrekt. In tegenstelling tot wat je op de meeste Europese markten ziet, hebben groenten hier allemaal een eigen gekke vorm. Appels met wratten, kronkelige komkommers in acht maten en zanderige knollen. Het lijkt allemaal net uit de grond getrokken door de oude dametjes die het staan te verkopen, en de kans is groot dat dit ook echt zo is. Hier zie je geen grote vrachtwagens met pallets vol groenten en fruit uitgeladen worden. Alles gaat in kleine ladingen en komt hier uit de streek.
Ik trakteer mezelf op een nog warme khatchapuri met kaas en hurk neer naast een man met een reusachtige on-Georgische shoarma en geniet van het tafereel voor mijn ogen plaatsvindt. Een kromme Georgische baboesjka schudt haar gebalde vuist naar de kaasverkoper, die waarschijnlijk teveel vraagt voor zijn brokkelkaas, terwijl ze zich me de andere hand stevig vastgrijpt aan haar wandelstok. Een bestelbusje trekt veel te snel op door de drukke straat en kan nog maar net op tijd remmen voor de boze oude vrouw die nu ze toch bezig is, haar vuist ook maar even naar de gehaaste chauffeur zwaait. Mopperend loopt ze langs me heen en loopt af op de slagerij waar het vlees open en bloot aan grote haken hangt. Hier krijgt ze wel haar zin, en terwijl de slager met een grote vleesbijl op een boomstronk haar portie afhakt, gaat mijn aandacht uit naar het bakkerijtje aan de overkant. Het is een kleine ruimte waarin drie vrolijke dames met een koksmuts op druk bezig zijn met gloeiend hete broden uit de traditionele houtoven te vissen met een lange stok. Dit soort minibakkerijtjes vindt je hier op elke straathoek en ze domineren met een geur van vers houtovenbrood de lucht in de straatjes, af en toe aangevuld door een vleugje oosterse kruiden of een rottende vuilniszak of een uitlaat zonder roetfilter.
Slenterend over deze marktjes besef ik het echt. Op de een of andere manier nodigt de stad me uit tot niets doen. Het zal vast deels het vele fietsen liggen, maar ik voel me hier zo op mijn gemak dat ik het liefst wat doelloos rondstruin dan dat ik de echte bezienswaardigheden bezoek. De sfeer in de oude Georgische hoofdstad is enorm relaxed en ik blijf maar bijtekenen voor nog een nacht. Er moet immers nog zoveel geproefd worden!