Vier perspectieven op een pijnlijke geschiedenis
De Kanttekening
Vanuit het rijstveld zagen de boeren niets dan een hoge muur die verrees op de plek waar je vroeger een meertje zag. Ze zagen niet wat er achter die muur gebeurde en hoorden slechts nationalistische muziek schallen uit de luidsprekers. Hoe konden zij weten waar hun eigen mensen toe in staat zijn? Hoe konden zij zien dat achter die muur duizenden lijken opgehoopt lagen in stinkende kuilen? Hoe wisten zij dat de grond die zij omspitten verderop doordrenkt was met het bloed van hun landgenoten?
Dit jaar is het precies 40 jaar geleden dat het Vietnamese leger Cambodja binnenviel en het land bevrijdde uit de ijzeren greep van de ultracommunistische Rode Khmer. Nog altijd is Cambodja aan het opkrabbelen van de gruwelijke genocide en de verwoesting die het regime van Pol Pot achterliet, maar ondanks dit zware verleden kijken niet alle Cambodjanen met donkere blik terug op deze jaren.
Hoewel er in het Westen slechts weinig mensen het precieze verhaal kennen achter de Cambodjaanse genocide, wordt de machtsovername van Pol Pot door historici wel de meest radicale en brute revolutie uit de geschiedenis genoemd. De Rode Khmer had namelijk een droom, een utopie die zijn wortels had in de communistische ideeën van Mao Zedong. Cambodja moest een enorm boerencollectief worden en de grootste rijstproducent ter wereld, geleid door boeren en met niets anders dan boeren. Hij schafte de munteenheid af evenals relaties met de meeste landen, hij sloot scholen, postkantoren, tempels en ziekenhuizen en evacueerde de gehele bevolking onder dwang uit de steden. De hoofdstad Phnom Penh veranderde in een spookstad en in lange colonnes werden haar bewoners op een vaak dodelijke mars gestuurd naar het platteland. Iedereen, inclusief zieken, mensen met een beperking en jonge kinderen werden de rijstvelden in gedreven om zich daar 12 tot 15 uur per dag kapot te werken. Een kik van verzet en je werd ter plekke geëxecuteerd.
‘Als je wilt vissen, moet je eerst het water zuiveren’, zei een van de Rode Khmer-leiders Khieu Samphan tegen zijn volgelingen. Boer Kosal (61) is voormalig lid van de Rode Khmer en begrijpt wel waarom het regime de samenleving moest zuiveren voordat ze echt resultaat konden boeken. ‘Ik moet ook mijn rijstveld omspitten en ongewenste elementen verwijderen. De vraag is alleen hoe ver wil je gaan?’ Op de vraag of Kosal wist wat er gebeurde met deze die ongewenste elementen, kijkt hij wat stil voor zich uit en zucht: ‘we wisten niets, maar vermoedden het’.
In slechts 3 jaar, 8 maanden en 20 dagen kwam naar schatting ruim een kwart van de 8 miljoen Cambodjanen om het leven door ondervoeding, ziekte of door executie in een van de zogenaamde killing fields. Deze ‘moordvelden’ waren vaak niet meer dan een ommuurd stuk land of een open plek in de jungle waar vijanden van het regime om werden gebracht. In Choeung Ek, het meest beruchte kamp, werden in deze periode naar schatting 17.000 gevangenen uit de hoofdstad Phnom Penh geëxecuteerd. Om kogels te besparen gebruikte de Rode Khmer alles wat ze maar om handen hadden zoals schoffels, knuppels en zelfs gekartelde palmbladeren om mensen de keel mee door te snijden.
Ook in Anlong Veng, gelegen in een bergachtig gebied aan de Thaise grens, vonden massamoorden plaats, ondanks dat de steun voor de Rode Khmer hier groot was. Het was in deze regio dat de guerrilla’s al in begin jaren ’70 een grote basis hadden en de dienst uitmaakten. De afgelegen ligging maakte dat de Cambodjaanse overheid Anlong Veng grotendeels onbeheerd liet, waardoor de Rode Khmer eenvoudig de harten van de bevolking kon winnen. Toch ligt hier ook een killing field in de jungle niet ver buiten het stadje, waar naar schatting 3000 mensen zijn omgebracht.
Leraar Sokoeun (44) die lesgeeft op de middelbare school van Anlong Veng legt uit dat toen de Vietnamezen in 1978 het land binnenvielen om de Rode Khmer te verjagen, veel leiders van het regime zich als guerrilla’s vestigden in deze dunbevolkte regio met veel jungle en bergen. ‘De Vietnamezen hebben het gebied nooit echt onder controle gehad en toen zij hun troepen in 1989 terugtrokken en het land overdroegen aan de nieuwe regering, nam de Rode Khmer de macht gewoon weer over.’ De terreur van de Rode Khmer in Anlong Veng duurde voort tot de neergang van de partij tussen 1996 en 1999 die samenviel met de dood van leider Pol Pot.
Sokoeun vindt dat de leiders goede dingen deden voor de boeren zoals irrigatiekanalen graven en zorgen voor de omliggende natuur. ‘Maar’, zegt hij, wijzend richting de dichte jungle, ‘als je bestempeld werd als ongewenst element dan belandde je daar. Ook in Anlong Veng leefden mensen in angst.’
‘De dag dat de soldaten van de Rode Khmer kwamen, was iedereen bang’, vertelt tuinman Chanthou (70) uit een dorpje vlak buiten Anlong Veng. ‘Lokale vrijwilligers, gewoon jongens uit de buurt, kwamen gewapend langs de deur om al ons kookgerei in beslag te nemen. Vanaf die dag bepaalden zij wanneer, wat en vooral hoeveel we te eten kregen in gemeenschappelijke gaarkeukens.’ Om de Rode Khmer te voorzien van wapens, verkochten ze zoveel mogelijk rijst uit de landbouwcollectieven aan China. Dit betekende dat er voor de boeren vaak slechts twee kleine kommetjes waterige rijstpap per dag te eten was, wat natuurlijk veel te weinig is voor mensen die gedwongen worden om van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds te werken op het land. ‘Wij hadden gelukkig nog een paar bananenbomen en wat groenten die we naast ons huis verbouwden’, legt Chanthou uit, ‘maar de stadsmensen hadden het pas echt zwaar. Zij kwamen in een lange stoet vanuit de steden naar de dorpen gelopen en werden van de ene op de andere dag gedwongen om te werken op het land. Als ze moe waren, werden ze geslagen en veel ervan werkten letterlijk tot ze erbij neervielen.’ De lokale vrijwilligers kregen het recht om vijanden van de Rode Khmer te doden. Omdat veel stadsmensen gestudeerd hadden en niks wisten van landbouw, werden zij vaak tot kapitalistische klassenvijand bestempeld. ‘Ze konden je al doden als je te moe was om te werken, een bril droeg of een banaan plukte voor je hongerige kind.’
Chanthou en zijn familie zijn er naar eigen zeggen vrij goed vanaf gekomen omdat ze al op het platteland woonden en gewend waren aan het zware werk op het rijstveld. Ook werden boeren vaak beter behandeld dan de dwangarbeiders uit de stad, omdat zij al voldeden aan het klasseloze ideaal van Pol Pot, waarbij er geen arm en rijk bestond en iedereen boer was. Toch moesten ook veel boeren in Anlong Veng hun huizen verlaten om in een collectief te wonen, werden traditionele familiebanden verboden en als iemand je verdacht maakte van verzet tegen de Rode Khmer, kon je van de ene op de andere dag verdwijnen.
Rijstboer Taing (53) gelooft dat Pol Pot in wezen niet zo slecht was. ‘Hij zorgde goed voor de boeren en had een hele eerlijke maatschappij voor ogen, maar zijn plannen werden gedwarsboomd door de KGB, de CIA en de Vietnamezen, die allemaal streden om invloed over Cambodja.’ Gedurende de bijna vier jaar dat de Rode Khmer aan de macht was, kwam er steeds meer druk te staan op het regime, zowel vanuit het buitenland als vanuit eigen gelederen. Taing vertelt dat door infiltranten de paranoia van de leiders groeide en ze niet meer wisten wie ze konden vertrouwen, waardoor hun zuiveringsacties steeds agressiever en willekeuriger werden. ‘Het water bleef troebel en de Rode Khmer zag steeds meer vijanden. Aan deze paranoia ging de staat ten onder.’
Taings vader werd op jonge leeftijd uit eigen overtuiging lid van de Rode Khmer, maar er werd nooit gepraat over wat hij precies heeft gedaan. ‘Dat is iets Cambodjaans. Ik weet dat er schaamte zit over wat er gebeurd is in die jaren, dus uit respect heb ik hem zijn verhaal mee laten nemen naar het graf.’ Wel weet Taing dat zijn vader geen echte communist was en dat de meeste guerrilla’s onopgeleide boerenjongens waren die geen kennis hadden van politiek, maar die wel geloofden in een Cambodja voor de Cambodjanen, gezuiverd van buitenlandse invloeden en geleid door mensen die in ogen van de Rode Khmer een puur en eerlijk leven leiden, de boeren dus.
Net als zijn buren woont Taing in een simpel houten hutje op palen met een golfplaten dak en reclamedoeken te isolatie. Binnen liggen vloermatrasjes, een paar boeken en een oude radio. Onder het huisje wordt gekookt en er scharrelen wat kippen rond. In de naastgelegen hutjes liggen mannen in hangmatten te wachten tot de heetste uren van de dag voorbij zijn en kinderen rennen in gescheurde kleren rond in het rijstveld. Overal ligt plastic en half verbrand huisafval.
Ook in het stadje Anlong Veng is het niet moeilijk je voor te stellen hoe het er hier enkele decennia geleden uit heeft gezien. Net als in de dorpen zijn de meeste huisjes nog altijd gemaakt van hout en golfplaten. In het droge seizoen zijn de straten droog en stoffig en in het regenseizoen verandert alles in een modderpoel. Wie destijds uit dit afgelegen oord naar de hoofdstad Phnom Penh reisde, moet zich verbaasd hebben over de weelderige koloniale villa’s, de witte overheidsgebouwen en de luxe restaurants aan de oever van de rivier. Toen de guerrilla’s van Pol Pot kwamen vertellen dat de rijken uit de stad de oorzaak waren van de armoede en ongelijkheid, was dit voor veel jonge, ongeschoolde boerenjongens een aantrekkelijk verhaal om te geloven. Zeker toen de Rode Khmer-soldaten beloofde dat deze jongens zelf aan de macht konden komen en ze de rijke stadsmensen op het land zouden laten werken.
Het leven op het platteland is er in materieel opzicht zeker op vooruit gegaan, want er is stroom, mensen hebben een brommer en er is een dorpskliniek verderop. In het stadje Anlong Veng staat zelfs een ziekenhuis, vind je banken en een casino, iets wat ruim 40 jaar geleden ondenkbaar zou zijn geweest. Rijstboer Taing vertelt dat de verandering snel gaat. ‘Mensen hebben mooie kleren, een smartphone en denken aan geld. Misschien hebben ze geleerd dat het communisme van Pol Pot niet werkt en proberen ze nu het kapitalisme uit.’ Taing zelf leende geld bij de bank om te investeren in een stal en een paar varkens. Zo hoopt hij extra inkomen te genereren om zijn zoon naar de universiteit te kunnen sturen, want de mogelijkheden op werk zijn beperkt in dit gebied. ‘Ik wil niet dat hij rijstboer wordt zoals ik. We hebben slechts anderhalve hectare aan grond, de prijs voor rijst is erg laag en het werk is zwaar.’
Door de verschrikkingen die de Cambodjanen hebben moeten ondergaan in de jaren voor en na de revolutie van Pol Pot en de erfenis van geweld en genocide, herstelt het land langzaam van zijn wonden. Daarbij heeft het te kampen met corruptie, met het feit dat veel ambtenaren en lokale leiders nog steeds dezelfde mensen zijn als tijdens het Rode Khmer-regime en het verlies van cultuur, religieus erfgoed en kennis omdat een groot deel van de geestelijkheid en intelligentsia werd vermoord. Ook komen er jaarlijks nog tientallen mensen om het leven door landmijnen die door het hele land verspreid zijn door de Rode Khmer. De Cambodjaanse economie komt ook traag op gang en Anlong Veng is net als voor, tijdens en na de boerenrevolutie van Pol Pot nog een van de armste gebieden van Zuidoost-Azië. ‘We hebben het net iets minder slecht dan vroeger’, zegt Taing, ‘maar nu moeten we ons zorgen maken om ons pensioen, leningen, schoolgeld voor onze kinderen en een nieuwe brommer. Of de Rode Khmer-tijd uiteindelijk goed of slecht was, dat weet ik niet, maar ik weet wel dat het leven vroeger een stuk eenvoudiger was.’