Eigen werk
Vlak voor ik uitbarst, krabbel ik vlug mijn enige hoop op een papiertje: over tien dagen ben ik in Vietnam. Ik lig in mijn tent in een nauwe greppel onder een billboard naast de drukke weg. Met amper ruimte om normaal op te kamperen, hangt de buitentent er slordig bij en ligt mijn matje precies op een uitstekende bult. Natuurlijk gaat het regenen en wanneer ik mezelf eindelijk om de bult heen gemanoeuvreerd heb, lekt het van alle kanten naar binnen. Met nog ruim 1000 kilometer en tien dagen te gaan voor de verlossing, komt alle frustratie naar boven. Ik heb het helemaal gehad met China.
Op reis stel ik me zo goed ik kan open voor de zeden en gebruiken in mijn tijdelijke thuisland en ik buig, vaak letterlijk, voor cultuurverschillen. Zo leerde ik bijvoorbeeld dat als je iets aangeboden krijgt in Iran, dit vaak een beleefdheidsgebaar is wat je niet moet accepteren, dat je in Georgië dient te wachten met drinken tot de oudste het glas heft met een emotionele toast, dat men in =Centraal-Azië groet met de rechterhand op het hart en dat je in Mongolië nooit met je voeten naar iemand toe mag zitten. De soms minder verblijdende kantjes waren het feit dat vrouwen vaak onnatuurlijk op de achtergrond leven in veel traditionele samenlevingen, dat je Roemeense gastheer ’s ochtends zomaar met een stevige borrel naast je bed kan staan en dat een Armeen nog wel eens flink antisemitisch uit de hoek kan komen.
Ondanks dat het soms slikken is, neem ik het meestal in de context en met begrip voor de situatie waaruit het ontstaan is. Maar soms heb je gewoon even geen zin. Wanneer je fietspech hebt en een kluit mannen zonder een hand uit te steken met open mond staat te staren, je vergaat van de honger en nergens iets te eten vindt of wanneer je hopeloos verdwaalt aan het eind van de dag in een Chinese stad zonder leesbare borden en agenten die je herhaaldelijk totaal de verkeerde kant op sturen. Na een paar weken non-stop fietsen door China zit ik al aan het eind van mijn Latijn en gebeurt alles tegelijk. Wanneer ik na een halve dag verspild te hebben om een stad uit te komen, geen kampeerplek kan vinden in een stikdonkere, volle vallei en al drie keer door mensen ben weggestuurd, lig ik in deze ellendige greppel en ben ik er helemaal klaar mee. Alles waar ik normaal gesproken geduld voor heb, komt naar boven en ik voel de drang om even grondig gal te spuwen op het land waar ik blijkbaar een dubbele relatie mee heb.
Ik lig in mijn lekkende tent en een tirade borrelt in me op. Hier komt het China, houd je vast. Want waarom lijkt het een nationale hobby verdwaalde buitenlanders de verkeerde kant op te sturen? Vinden jullie het echt zo leuk om continu te toeteren en zo debiel mogelijk te rijden? Welke dwaas verbrand zijn berg kaf in de berm van een drukke snelweg? Waarom snapt niemand mijn handen,- en voetentaal terwijl dat in andere landen wel lukte? Waarom het eeuwige domme staren? Moeten jullie echt altijd en overal rochelen, je eten slurpen en naar elkaar schreeuwen? Snapt hier dan niemand dat er mensen op deze wereld rondlopen die geen Chinees spreken? En serieus, kan die persoon het dan wel lezen denk je? Vlieg op me je ‘meo’ (nee) op mijn vraag of ik ergens mag kamperen, ‘meo’ op beltegoed kopen omdat mijn simkaart uit een andere provincie komt! Echt, de volgende die meo zegt… Wie wil er wonen in deze vreselijke steden met slecht aangegeven wegen, overvol gebouwd en lelijk? Waarom durven jullie niet zonder halve boerka de zon in en zitten jullie op je brommer met je jas achterstevoren? En hoe zit het met dat belachelijke toerisme dat alles wat mooi is of ooit was in een circus omtovert in een wereld met toergroepen met gele petjes, vlaggetjes, rode truien en files met bussen? Je zou eens alleen iets ondernemen of ontdekken!
Zo, hart gelucht denk ik. Het is ook lastig als je niemand hebt om mee te reflecteren. Ik voel me een enorme buitenstaander hier, anders nog dan in de lege valleien Mongolië of het schaarsbezochte achterland van Oezbekistan. Alsof ik in China echt door een andere wereld fiets en alleen kan kijken zonder deel te nemen. Hoewel ik ook geen Hongaars, Kazachs of Mongools sprak, krijg ik hier vaak het gevoel dat ze gewoon geen idee hebben wat ze aan moeten met een vreemdeling. Dan merk je wel hoe afgesloten China eigenlijk is en hoe weinig informatie over de rest van de wereld doorsijpelt. Zeker in de vele gebieden waar nooit een buitenlander komt. Wat, spreek je geen Chinees? Dan schrijven we het wel even op. Alleen al de talloze keren dat iemand goedbedoeld Chinese tekens voor me begon op te schrijven, laten al zien hoe weinig kennis er is over het bestaan van andere talen en culturen. Wanneer ik dan met een chinees woordenboekje zwaai, kunnen veel niet lezen. Slechte ogen? Het is blijkbaar ook minder nodig hier, ik zie zelden iemand een krant of een boek lezen en winkeliers gebruiken zingende rekenmachines. Zelfs handgebaren zijn anders. Tot tien tellen doe je op een hand zodat het opsteken van je duim en je pink zes is en je vuist een tien. Het is meestal leuk om te leren van de kleine verschillen, maar hoe moeilijk is het nou om te begrijpen dat ik iets wil eten als ik een restaurant binnen loop en dat op drie manieren duidelijk probeer te maken?
Ondanks duizenden jaren geschiedenis is er in China buiten de echte trekpleisters vaak maar weinig te zien. Zeker het nu volgebouwde oosten heeft zwaar geleden onder de Japanse oorlogsmachine, de daaropvolgende culturele revolutie en de gehyperventileerde opbouw van het nieuwe China. Drie verwoestende stormen in minder dan een eeuw. Onderweg in het binnenland zie ik bordjes met Tourist Town, Scenic Area en Ancient City die leiden naar mooie meren, stadjes en tempels die zijn omgetoverd in een circus. Cassettebandjes spelen vogelgeluiden, overal schreeuwerige verkoop, kermisattracties, neonlichten, asfalt en kitchie nagebouwde oude gebouwen. Vaak lijkt het alsof eerst alles omlaag gehaald en herbouwd is zodat het er spiksplinternieuw uitziet, maar dan in oude stijl. Parkeerplaatsen vol toerbussen spuwen ladingen mensen met dikke camera’s uit en er wordt vanaf het eerste moment driftig geposeerd als bloem, vliegtuig of de Chinese klassieker met twee peace-handjes naast het gezicht. Hier heb ik niets te zoeken en vind vaak het naastgelegen meer of klooster praktisch uitgestorven, want het ene is ontwikkeld dus daar gaat iedereen naar toe. Onafhankelijk reizen in China is nog een uitzondering.
Ondanks dat ik China een fascinerend land vind, veel culturele hoogtepunten zag en me lang gelukkig heb gevoeld met de onderdompeling in een totaal vreemde wereld waar je zeker als fietser zeker weet dat je in de wijde omtrek de enige buitenlander bent, krijg je er als bonus een stapel uitdagingen bij waar je in een moment van verminderde weerstand soms even tegen tekeer moet gaan. Het zal wel een deel van het acceptatieproces zijn dat in horten en stoten komt bij een dergelijke cultuurschok. De meeste grenzen die ik tot nu toe overstak waren cultureel veel minder relevant. In het zuiden van Rusland kwam ik al in aanraking met de islamitische gebruiken, in Iran vond ik veel gewoonten terug die ik eerder zag in de Kaukasuslanden en in Centraal-Azië was het weer de Russisch-islamitische sfeer waar ik herkenning in vond. Maar ondanks dat in China veel Turkse Oeigoeren en etnische Mongolen in de randgebieden wonen, was de overgang Kazachstan-China en later Mongolië-China totaal. Van het ene op het andere moment op een andere planeet.
Zelfs tijdens mijn tirade weet ik dat alles wat ik vervloek juist datgene is waar ik later met weemoed op terug zal kijken of in elk geval om zal lachen. Want waar ter wereld krijg je nog de kans op zo’n onderdompeling? Ik weet bijvoorbeeld zeker dat ik in Zuidoost-Azië geconfronteerd ga worden met een dominante aanwezigheid van backpackers, iets waar ik ook met wat gemengde gevoelens naar kijk. De volgende morgen schijnt de zon, mijn tent is droog en ik vind de beste ontbijtnoedels in tijden. De mensen zijn vriendelijk, ik vind een rustig landweggetje dat parallel loopt aan de drukke hoofdweg en de donkere vallei van gisteren leidt me een wijds heuvelland in. Terwijl ik weer een wonderlijke inhaalpoging aanschouw van een luid toeterende truck op de vluchtstrook, zit ik met een brede grijns op mijn fiets. Gisteren was slechts een oppervlakkige openbaring van een van de vele gezichten van het complete China. Ik blijf elke dag leren en bedenk dat dit soort ervaring en lessen niet het eindpunt of conclusie van de reis zijn, maar juist een doorbraak en eigenlijk pas het begin.