Fietsen in Slowakije
Eigen werk
Na een lange dag toeren door het de wijngebieden van Tsjechisch Moravië, nader ik de grens met Slowakije. Het vierde land van mijn reis nadert, en net als de vorige keer zeg ik tegen mezelf: ‘Het is Slowakije maar’. Want wat kan er nou zo anders zijn? Het is jarenlang hetzelfde land geweest en ze spreken gewoon dezelfde taal. Toch voelt het weer een beetje vreemd, als het verlaten van een warm bad. Tsjechië was een prachtige ervaring, en ondanks de taalbarrière vond ik het enorm boeiend om rond te fietsen door die sprookjesachtige steden en bossen, het rustige platteland en om kennis te maken met de vrolijke bewoners. Nu rijd ik door een uitgestorven grensgebied over een schijnbaar eindeloze weg waar heel af en toe een auto langs dendert. Met een grijns laat ik Tsjechië achter me en rijd ik verder door het Slowaakse stuk niemandsland met aan beide zijden bos dat rijkelijk versierd is met vuilniszakken, auto-onderdelen en plastic rommel. Blijbaar vindt niemand dit stuk land echt de moeite waard.
Het eerste Slowaakse plaatsje voelt meteen anders. Je kan er wel met Euro’s betalen, dat was ik even vergeten. Verder is het maar stilletjes, hangen er wat curieuze types rond en merk ik dat ik me nog niet helemaal relaxed voel in mijn nieuwe thuisland. Dan komt er een hobbel, en nog één, en merk ik dat mijn fiets wat waggelt. Lekke band. Na 1500 kilometer is het zover. Voor de zekerheid pomp ik de band langs de weg even helemaal op. Het is bijna donker, dus ik kan maar beter snel een slaapplaats vinden en morgenochtend naar de band kijken. Ik zit echter alweer bijna op de velg voor ik het volgende plaatsje zie. Met de moed der wanhoop sla ik de eerste de beste zandweg in en loop ik met de fiets aan de hand op een gebouw af. Leeg. Aan het eind van de zandweg ontdek ik wel een meertje. Ik sleep mijn fiets erheen, zie in de verste verten geen niemand en besluit dan om hier mijn tentje te planten voor het licht uit gaat. Het zou een bijzondere nacht worden.
Na mijn prakkie en een heerlijke duik in het meer besluit ik onder zeil te gaan. Ik lig nog geen vijf minuten in mijn slaapzak of ik hoor een geluid. Een naderende auto. Wanneer het geluid stopt en ik een portier hoor dichtslaan, grijp ik naar mijn zaklamp en hamer. Ik weet niet precies wat ik daarmee van plan ben als het mensen met slechte bedoelingen zijn, maar het is beter dan niets. Minutenlang lig ik doodstil te luisteren. Niets. Ik sta redelijk verdekt opgesteld en het kan een nachtvisser zijn, dus probeer ik weer te slapen. Dan ontwaakt de natuur. Om de haverklap hoor ik een enorme plons in het meer, hoefgetrappel en geritsel vlakbij mijn tent. Wederom lig ik doodstil te luisteren terwijl ik mezelf geruststel. ‘Die zwijnen hebben heus wel wat beters te doen dan mijn tentje bestormen’. Gelukkig hebben ze dat ook, en ze houden me de hele nacht uit mijn slaap. Tot een uur of twee. Dan worden mij ogen zo zwaar dat ze zowaar nog drie uur dichtgaan.
Als ik wakker wordt, begin ik meteen met mijn achterband te stoeien. De natuur is weer tot rust gekomen als ik mijn tent uitkom. Ik zie nog net een vos met hangende kop wegsjokken, maar ik kan in alle rust beginnen aan het plakken van mijn band. Daarvoor heb je niet veel nodig moet je weten. Bandenlichters, check. Een pomp, check. En tot slot zelfklevende plakkertjes, ehm, zelfklevende plakkertjes? Ik gooi drie keer mijn reparatietas ondersteboven, dan ook maar de rest van mijn tassen, maar ik kom tot de vernederende conclusie dat ik de plakkertjes hoogstwaarschijnlijk in Zwolle heb achtergelaten. Even schiet ik in de stress. ‘Wat nu dan?’ Maar gelukkig heb ik reservebinnenbanden bij me en lukt het me zonder al te veer heisa om het achterwiel eraf te halen en de nieuwe band erop te prutsen.
Na weer een leermoment of wat zit ik in het zadel op weg naar de rivier Morava, die me zuidwaarts richting de Slowaakse hoofdstad Bratislava gaat brengen. Dan kom ik voorbij de afslag Hohenau, en zie ik dat de rivier ook aan Oostenrijkse zijde te volgen is. Gewoon omdat het kan en het niet echt een omweg is, neem ik de afslag en fiets ik het volgende niemandsland in. Ik zie het bordje ‘Iron Curtain Trail’, en besef dat dit niemandsland er is met een reden. De Morava die ik nu oversteek was iets meer dan twintig jaar geleden nog onbereikbaar en deel van het IJzeren Gordijn. Meteen zie ik ook de voordelen van deze corridor die aan beide kanten onbewoond was. De natuur heeft al meer dan vijftig jaar ongestoord zijn gang kunnen gaan. Hierdoor zijn er unieke wetlands ontstaan die talloze zeldzame vogelsoorten herbergen.
Als ik het bruggetje van de Oostenrijkse grens oversteek, bedenk ik me dat dit het laatste land is van de hele reis waar ik de taal enigszins fatsoenlijk spreek. Dacht ik. Aangekomen in Hohenau zoek ik een fietsenmaker om mijn onvindbare plakkertjes te vervangen. De eerste persoon die ik het in keurig Duits vraag, laat een stortvloed aan woorden op me los waar ik geen touw aan vast kan knopen. ‘Pardon?’ Na mijn Duitse weken was mijn Duits toch behoorlijk op niveau, maar van dit Oostenrijkse gezang word ik geen steek wijzer. Gelukkig is het dichtbij en versta ik de fietsenmaker wel, die helemaal lyrisch is over mijn fiets. Ik vervolg mijn route na een fotoshoot en kom erachter dat dit stuk Oostenrijk Niederösterreich heet en zo plat is als een pannenkoek. ‘Lekker net als thuis’, denk ik even. Dan steekt een stevige wind op en even later vervloek ik mijn idee om de bossen aan Slowaakse zijde te verruilen voor dit platteland. De dorpjes die ik tegenkom zijn een beetje triest; kleurloos, uitgestorven en veel huizen staan te koop. Het kan aan het donkere weer en de tegenwind liggen, maar ik word niet heel vrolijk van dit deel van Oostenrijk. Gelukkig fiets ik toch nog langs een paar vrolijke wijndorpjes waar ik op de bescheiden heuvels tussen de wijnranken geniet van het uitzicht op Slowakije en de uitlopers van de Karpaten.
De kilometers kruipen voorbij met deze wind, en in ben dan ook blij als ik de rivier weer over kan. Het pontje sukkelt naar de overkant en dit saaie, ordelijke stukje Oostenrijk maakt weer plaats voor het rommeligere Slowakije. Hier voel ik me meer op mijn gemak. Ik word meteen een hobbelpaadje op gestuurd en even later fiets ik volledig in mijn eentje door prachtige wetlands en bossen richting Bratislava en de ontmoeting met de Donau. Op curieuze wijze heb ik nu de wind in de rug, en sta ik na een snelle 30 kilometer ineens oog in oog met de machtige Donau. Onder de indruk sta ik even te kijken, en ik geniet van de pracht van de wijde rivier. Wie het ook wel mooi vinden zijn mijn benen. Die hebben hard gewerkt vandaag, en na zo’n brak nachtje zijn ze wel toe aan wat rust. Na twee keer ‘nee’ bij de dichtstbijzijnde huizen fiets ik afwachtend oostwaarts op zoek naar een slaapplek. Dan staat er ineens een Slowaaks echtpaar stil als ik langs kom fietsen. Ze kijken me vragend aan, dus ik stop ook. Het blijkt dat ze hier wonen en net terugkomen van een fietstocht. Ze keken gewoon nieuwsgierig naar mijn opmerkelijke verschijning. Maar nu we er toch staan.. Natuurlijk mag ik in de achtertuin bivakkeren. Wanneer ik net bezig ben met het opzetten van mijn tent komt de vrouw des huizes ineens aan met een heerlijk flesje koud bier. Ik gooi mijn hamer neer, pak dankbaar het drankje aan en ga zitten op het bankje naast mijn tent. Op het moment dat ik mijn eerste slok neem, breekt voor het eerst die dag de zon door. In deze achtertuin op een steenworp afstand van Bratislava voel ik me de koning te rijk.