De Kanttekening
De Sri Lankaanse overheid heeft een voorstel goedgekeurd om het christelijke pelgrimsoord Madhu formeel tot heilige grond te benoemen. Dit besluit maakt de kerk Madhu het eerste officiële katholieke heiligdom in het overwegend boeddhistische land, waarmee het symbool staat voor de toenadering tussen de verschillende geloofsgroepen na jaren van oorlog en conflict tussen Tamils en Singalezen.
De Onze-Lieve-Vrouw van Madhukerk staat in de jungle in het noorden van Sri Lanka en trekt al eeuwenlang pelgrims vanuit het hele land. De kerk werd 350 jaar geleden opgericht door vluchtelingen van religieuze vervolging en diende ook in recente jaren als opvangcentrum. Het bedevaartsoord lag namelijk precies aan het front in de burgeroorlog tussen de Sri Lankaanse overheid en de Tamil Tijgers, die woedde van 1983 tot 2009. Hoewel de kerk tijdens dit conflict enkele malen beschoten werd, bleven mensen van verschillende afkomst en religie onderdak zoeken in Madhu. Vanwege deze symbolische rol die Madhu vervulde en vanwege haar spirituele betekenis voor de katholieke minderheid in Sri Lanka heeft de overheid van president Maithripala Sirisena besloten de kerk tot heiligdom te benoemen.
Victor Soosay, vicaris-generaal van het Bisdom Mannar, verklaart dat de overheid al veel boeddhistische en hindoeistische gebedsplaatsen als heilig heeft bestempeld en dat katholieken de goedkeuring van het voorstel toejuichen als symbool voor de erkenning van de christelijke minderheden in het land. ‘Daarbij’, zegt Soosay, ‘trekt ons heiligdom ook boeddhisten, hindoes en moslims, voor wie deze plek net als voor ons een speciale betekenis heeft.’
Afgelopen juli woonde de boeddhistische president Sirisena in gezelschap van de aartsbisschop van Colombo een kerkdienst bij in Madhu, waarna hij beloofde dat het Ministerie voor Religieuze Zaken steun zal leveren bij het ontwikkelen van infrastructuur, riolering en de bouw van accommodatie voor bezoekers. Ieder jaar vinden duizenden pelgrims via grotendeels onverharde zandpaadjes hun weg naar Madhu. Tot op heden kamperen de pelgrims tijdens verschillende christelijke feestdagen in groten getale in het bos en zijn sanitaire voorzieningen beperkt in het afgelegen gebied.
Er bestaan veel legendes rond het ontstaan van de kapel in Madhu, maar de meest gehoorde versie komt uit de periode dat de Nederlandse VOC de koloniale gebieden van de Portugezen in Sri Lanka veroverde. Volgens historicus Sinnappa Arasaratnam waren de Nederlandse calvinisten in de zeventiende eeuw wellicht tolerant jegens andersgelovigen in eigen land, maar niet in Sri Lanka. ‘Zodra ze de katholieke Portugezen verjaagd hadden, begon er een campagne om hun invloed grondig uit te wissen. Dit gebeurde vooral door het genadeloos onderdrukken van het katholicisme en het verspreiden van het protestante geloof.’ De vervolging was wreed voor katholieken van beide bevolkingsgroepen in het land, zowel voor de Singalezen uit het zuiden en westen als voor de Tamils uit het noorden en oosten van Sri Lanka. Vooral in de ontwikkelde kustregio’s werden priesters op grote schaal verbannen en moesten kerken gedwongen hun deuren sluiten, wat ervoor zorgde dat veel katholieken het dunbevolkte binnenland in vluchtten.
In het jaar 1670 maakten ook de Singalese katholieken uit het dorpje Manthai aan de westkust zich zorgen om de vervolging. Er stond een Hollands fort op enkele kilometers van hun kerk en de gemeenschap wilde koste wat kost zorgen dat hun geliefde mariabeeld in veiligheid zou blijven. Na lang beraad werd besloten dat twintig families het beeld mee zouden nemen het binnenland in, ver buiten bereik van de Nederlanders. Na een tocht van vele dagen door de diepe jungle bereikte de groep het huidige Madhu. In de bescherming van het dichte bos werd besloten om hier een kapel te bouwen voor het beeld.
In datzelfde jaar ontvluchtte een grote groep katholieke Tamils de vervolging in het noorden van het eiland en kwam per toeval terecht in precies hetzelfde gehucht. Ondanks hun verschillen in taal, cultuur en afkomst vonden beide groepen het geloof als verbindende factor en groeide het dorp uit tot een kleine christelijke nederzetting. Rond dezelfde tijd reisden katholieke missionarissen zoals Joseph Vaz vermomd door Sri Lanka om steun te bieden aan de onderdrukte gemeenschappen. Hij en andere priesters zochten toevlucht in Madhu en hielpen met het uitbreiden van de kapel.
De Nederlandse kolonisten zijn nooit doorgedrongen in de jungle rond Madhu en toen de Britten in 1796 de kolonie in Sri Lanka overnamen, stopte ook de religieuze vervolging. De katholieke gemeenschap in het dorp bloeide op en er werd begonnen met de bouw van een grote kerk en een pastorie voor de priesters. In deze periode besloot een lokale bisschop tot een jaarlijkse viering in Madhu waardoor christenen vanuit heel Sri Lanka het dorp leerden kennen als pelgrimsoord. Officiële erkenning vanuit het Vaticaan kwam in 1924 toen de Paus toestemming gaf voor een zeldzame pauselijke kroning van het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Madhu, gevolgd door een formele inwijding van het heiligdom in 1944.
In de twintigste eeuw groeide het feest van Maria Hemelvaart, gevierd in augustus, uit tot het grootste katholieke festival van het jaar en Madhu tot het grootste christelijke bedevaartsoord van Sri Lanka. Voor het uitbreken van de burgeroorlog trok dit festival rond een miljoen pelgrims en verscheen er een gigantisch kampement in de jungle. Na de oorlog lagen deze cijfers beduidend lager, maar de afgelopen jaren groeit het aantal weer gestaag. De meeste pelgrims slapen in tenten, onder zelfgebouwde afdakjes van plastic zeil of in grote slaapzalen rondom de kerk. Ook kiezen veel gelovigen ervoor om een deel van de route te voet af te leggen als een symbolische Kruisweg en ter nagedachtenis aan de eerste families die het heilige beeld in veiligheid brachten.
Jessica (27) vertelt over de lange tocht die ze in augustus met haar ouders aflegde naar het heiligdom. ‘We liepen meer dan drie dagen over zandwegen in de jungle, blootsvoets, want zo doen we dat op bedevaart. ’s Avonds sliepen we bij kapelletjes langs de weg in de open lucht samen met tientallen andere families. We maakten kampvuurtjes, kookten samen en iedereen hielp elkaar.’ Jessica zegt dat ze ‘s nachts wel eens bang was voor wilde dieren, maar dat de pelgrims geloven dat de Heilge Maagd ze beschermt en veilig aflevert op hun eindbestemming. ‘Het was een geweldig gevoel om na drie dagen lopen in de brandende zon eindelijk de kerkliederen te horen uit de luidsprekers in Madhu. Sommige mensen vielen biddend op hun knieen zodra de kerk in zicht kwam.’ Jessica en haar ouders bezochten het festival van Maria Hemelvaart een week lang en woonden dagelijks de mis bij, die opgedragen wordt in Tamil, Singalees en Engels. ‘Dat is de kracht van Madhu’, zegt Jessica stralend, ‘we vieren Maria Hemelvaart in vrede samen met christenen uit heel Sri Lanka; arm en rijk, Tamil of Singalees. We kamperen soms bijna bovenop elkaar in vrij primitieve omstandigheden en bidden zij aan zij voor vrede en ontwikkeling in Sri Lanka. Zo laten we aan het hele land zien dat we prima met elkaar kunnen samenleven.’
Ook de Singalese hotelier George (49) trekt jaarlijks met zijn hele familie naar Madhu. Hij komt echter per auto en slaapt in een iets luxer onderkomen voor pelgrims. ‘Toen ik jong was liepen mijn ouders en ik ook naar het heiligdom, maar ik kan niet zo lang wegblijven van mijn zaak. Toch wil ik dat mijn kinderen deze plek ervaren en de kans krijgen om vrienden te maken met kinderen van andere afkomst en sociale achtergrond. Maar het belangrijkste is dat we samen bidden voor vergiffenis, wederopbouw en vrede.’
Veel pelgrims betreden de kerk op hun knieen uit nederigheid en naar lokaal gebruik dragen de meeste vrouwen een hoofddoek. Het 61-centimeter hoge beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van Madhu draagt haar pauselijke gouden kroon, een zilveren rozenkrans, een met parels versierde blauwe cape en voor haar ligt een grote verzameling verse bloemen, wat ook te zien is in veel boeddhistische en hindoeistische tempels in het land. Een ander gebruik dat is overgewaaid vanuit andere religies is het branden van wierookstokjes en het vragen om een gunst na het offeren van bloemen. Pelgrims bidden tot het beeld van hun beschermheilige voor gezondheid, een goede baan, het oplossen van familieproblemen en een hoger inkomen. Ook worden er binnen en buiten de kerk talloze selfies genomen, hetgeen in Sri Lanka een algemeen geaccepteerde vorm lijkt te zijn om in contact te staan met de Heilige Maagd.
Veel lokale katholieken geloven in de beschermende en genezende krachten van het mariabeeld en een bezoek aan de kerk. Een van de overtuigingen van de pelgrims is dat de aarde onder de kerk heilig is. In de vloer van de kerk is een kuil uitgegraven op de plek waar de missionaris Joseph Vaz in de zeventiende eeuw een mis opdroeg. Deze aarde heeft volgens de gelovigen een helende werking en biedt in het bijzonder bescherming tegen slangenbeten. Veel pelgrims nemen een zak ervan mee naar huis om te gebruiken als fundering voor hun nieuwe woning en anderen mixen het zelfs met water om het direct te consumeren.
Niet alleen voor katholieken heeft de omgeving Madhu een speciale betekenis. Ook boeddhisten, hindoes en moslims zien dit gebied als heilige grond. Volgens het hindoe-epos de Ramayanam landde hun geliefde prins Rama hier toen hij op zoek was naar zijn vrouw Sita en lokale moslims geloven dat het graf van Adam en Eva in de buurt van Madhu ligt. Maar ook de kerk zelf trekt bezoekers van andere geloven. Dit komt doordat er in het dorp in het verleden ook een altaar stond voor de godin Pattani. Deze godin is net als Onze-Lieve-Vrouw van Madhu een heilige maagd en wordt al eeuwenlang vereerd wordt door Sri Lankaanse boeddhisten en hindoes. Vooral in de vroege jaren van de christelijke gemeenschap in Madhu trok het mariabeeld veel Pattanivereerders aangezien de meesten van hen zich in die tijd niet gebonden voelden aan religieuze exclusiviteit. Voor hen was er geen tegenstrijdigheid in het vereren van de heilige maagd van Madhu. Ook komen sommige hindoes, moslims en boeddhisten mee met katholieke vrienden en familieleden, iets wat veel te zien is in het religieus diverse land.
Toch heeft deze vrije menging van geloofsgroepen een flinke klap opgelopen in de Sri Lankaanse burgeroorlog. Madhu lag jarenlang precies op de frontlinie tussen de twee strijdende partijen en uit veiligheidsoverwegingen is het mariabeeld zelfs twee maanden ergens anders ondergebracht. Ondanks dat het heiligdom gedurende het grootste deel van de oorlog relatief veilig was en onderdak bood aan tot wel 25.000 vluchtelingen, werd de kerk enkele malen beschoten. Deze tragedie wordt beschreven als de Massamoord van Madhu waarin 44 vluchtelingen omkwamen die zich in de kerk verscholen. Ook werd er een bom geplaatst onder een bus waarbij 31 mensen om het leven kwamen. De Sri Lankaanse regering en de Tamil Tijgers gaven elkaar de schuld en tot de dag van vandaag zoeken familieleden van de slachtoffers tevergeefs naar gerechtigheid.
Mariua Jeyaratnam (62) uit een nabijgelegen Tamildorp vertelt dat ze samen met 3000 buurtgenoten onderkomen zocht in het kamp van Madhu. ‘Ik raakte zelf gewond door beschietingen en telkens als het te gevaarlijk werd in ons gebied, vluchtten we naar Maria om haar te vertellen over onze ontberingen. We zaten dan met zijn allen om het beeld heen om te bidden tot diep in de nacht.’ Ook de boer Muttiah (55) liep tientallen kilometers met zijn vrouw, vijf kinderen en zijn ene kleinkind om in het kamp te komen. ‘De beschietingen en luchtaanvallen van het overheidsleger dwongen ons het huis te verlaten en in Madhu te blijven tot het weer veilig was om terug te gaan.’
Veel families die na de oorlog naar hun geboortedorp terugkeerden troffen hun huis aan in puin en hun akkers bezaaid met landmijnen. Daarom trokken veel van hen gedwongen naar de grote steden om werk te vinden en bleef een groot deel van de dorpen in de omgeving van Madhu ontvolkt en verlaten achter. Tijdens en na de oorlog groeide het gebied rond Madhu uit tot niemandsland, werd het door jungle overwoekerd en deden wilde dieren als olifanten hun herintrede. Daarom zijn de bewoners ook nu, bijna tien jaar na het beëindigen van het geweld, nog maar mondjesmaat teruggekeerd naar hun woning. Wie het gebied nu bezoekt vindt nog altijd huizen vol kogelgaten, ingestorte en beschadigde kapelletjes langs de kant van de weg en bordjes waarop staat waar de landmijnen wel en niet geruimd zijn. In tegenstelling tot andere delen van Sri Lanka zie je hier hoogopgetrokken muren van golfplaten en hout rond de huizen en reageren bewoners schuw op de aanwezigheid van vreemdelingen.
Verzoening is een langzaam proces in een land dat zo lang verscheurd werd door etnisch en religieus conflict. Nog altijd zijn er extremistische organisaties die de boeddhistische meerderheid van het land ophitsen tegen andere geloofsgroepen onder het motto: ‘wie Sri Lankaans wil zijn, moet boeddhist zijn’. Daarnaast zijn in de Tamilgebieden hindoenationalistische groeperingen actief die onrust en haat zaaien onder hun aanhangers. Tot op heden zijn het vooral de christelijke en islamitische minderheden die het slachtoffer zijn geworden van deze haatcampagnes
Volgens Open Doors, een Nederlandse stichting die wereldwijd opkomt tegen christenvervolging, staat Sri Lanka op de vierenveertigste positie van landen met het meeste geweld tegen christenen. Jehan Perera, directeur van het Nationaal Vredesoverleg in Sri Lanka zegt dat er een krachtige onderstroom bestaat van anti-moslim- en anti-christensentiment onder hindoes en boeddhisten. ‘Het aantal incidenten van geweld en intimidatie is de afgelopen jaren flink toegenomen. Vooral jegens moslims, maar ook tegen christenen. Het gevaarlijke is dat deze aanvallen goed gecoördineerd en uitgedacht zijn en de daders nagenoeg nooit bestraft worden.’ Vooralsnog lijkt de Sri Lankaanse overheid haar vingers niet te willen branden aan een confrontatie met de machtige extremistische groepen, die vaak worden gesteund door hooggerespecteerde boeddhistische monniken. Daardoor ontstaat er onder moslims en christenen de indruk dat de geweldplegers onschendbaarheid genieten en in stilte gesteund worden door de staat.
Ondanks het geweld en de moeizame verzoening is de bedevaart naar Madhu een blijvend fenomeen waar verschillende etnische en religieuze groepen samen komen. Met de heiligverklaring van de overheid groeit ook hoop dat er hulp op gang gaat komen in erkenning van de christelijke minderheid in Sri Lanka. Deze boodschap van hoop werd in 2015 kracht bijgezet door een bezoek van Paus Franciscus aan de kerk in Madhu. In een mis vroeg hij alle Tamil en Singalezen elkaar te vergeven en benadrukte hij het belang van het overstijgen van religieuze verschillen. Hij hielp gelovigen eraan herinneren dat de Heilige Maagd de inzet van alle Sri Lankanen zal begeleiden om de eenheid die verloren is gegaan te herbouwen en, in zijn eigen woorden, ‘hen zal helpen thuis te komen in een vernieuwde geest van verzoening en gemeenschap om de kracht te verkrijgen een toekomst te bouwen van verzoening, gerechtigheid en vrede voor alle kinderen van dit geliefde land.’