Eigen werk
Ik heb geen flauw idee waar ik ben of waar ik heen ga maar loop mak achter Li Ming aan over het bospaadje in de stromende regen. Mijn nieuwe Chinese vriend leerde geen woord Engels dus we spreken zonder woorden, soms bijgestaan door zijn mobiele vertaalprogramma. Ik mag hem, de taalbarrière hindert ons niet en we leven al drie dagen als vrienden samen zonder iets van elkaar te weten. Hij gidst, ik volg. Simpel als dat.
Li Ming en ik komen elkaar tegen langs de weg in de bergen van de provincie Hunan in Zuid-China. Hij in trendy fietspakje, ik in mijn stofnest. Hoewel ik door visumdruk op een strak fietsschema zit, gooi ik mijn plannen gewillig overboord als hij me uitnodigt bij zijn familie thuis. In het soms wat gereserveerde China gebeurt dit zelden dus laat ik deze kans niet voorbij gaan. Thuis blijkt alleen nog twee dagtochten weg te zijn, dus we stijgen in het zadel voor een gezamenlijke toer langs kleine bergweggetjes die ik zelf nooit zou vinden.
Mijn vriend is van de generatie jonge Chinezen die geniet van fietsreizen in eigen land en is praktisch zonder bagage aan een tweeweekse tocht bezig. Lekker onbeladen zoeft hij door het grillige karstgebergte rond Zhangjiajie National Park en op mijn zwaarbeladen tweewieler moet ik flink aanpoten om hem bij te houden tijdens de pittige beklimmingen. We eten enorme porties noedels in kleine cafeetjes langs de weg en ’s avonds slapen we voor een prikkie in een soort gemeubileerde garage, die voor buitenlanders eigenlijk verboden is. Een mooi kijkje in de wereld van de Chinese reiziger.
Na een pittige tweede dag rijden we in het donker door de buitenwijken van Laifeng, een van die talloze Chinese steden waar geen mens van gehoord heeft. Via straten vol eetkraampjes, neonlichten en winkels met harde muziek rijden we een wooncomplex met hoge flats binnen. We zijn thuis. De deur gaat open en Li Ming’s familie onthaalt ons met een tafel vol lekker eten, zoals het hoort in China; een brandertje met een pan bouillon met vlees en groenten, een grote kom rijst en verschillende schaaltjes met koolsoorten en verse kruiden. Hongerig vallen we aan. We eten snel en veel, af en toe onderbroken door het traditioneel achterover kieperen van een glas bier. Na het eten was ik voldaan een dikke stoflaag van me af tot het water niet meer grijs is, schiet in mijn laatste schone kleren en gooi nieuwsgierig mijn hoofd om de hoek van de woonkamer. Li Ming heeft de fietsen onder een groot portret van Mao Zedong geparkeerd en zit samen met zijn moeder en zusje voor de televisie. Terwijl zij gefixeerd zijn op het China’s Next Topmodel neem ik de tijd om rustig de woonkamer van het appartement te bestuderen. Voor de feng shui staat in de zuidoostelijke hoek van de kamer een aquarium met een goudvis die goed moet zijn voor welvaart. Verder staan er wat gefotoshopte familiefoto’s met een glitterrandje naast de televisie, waar het gezin nog steeds op gefixeerd is. Het valt me op dat het onderlinge contact wat ingetogen is; geen knuffels bij binnenkomst en geen grote verhalen van de afgelopen twee weken. Toch zitten ze gezellig bij elkaar rond een schaal zonnebloempitten en accepteert de familie hun buitenlandse gast zonder aarzelen.
Ik typ op Li Mings vertaalprogramma de vraag wat hij zoal doet buiten zijn studie om. Zonder te antwoorden staat hij op en gebaart me hem te volgen naar buiten. We nemen een taxi naar een volksbuurt met lage stenen huisjes aan een smerig kanaal. Via een wankel bruggetje en een zandpad lopen we op onze huisslippers naar het huis van zijn vrienden, die samen televisie zitten te kijken op plastic krukjes en die veel sigaretten roken. Het is koud onder het golfplaten dak tussen de dunne bakstenen muren en ik vraag me af hoe ze hier de winter doorkomen. Maar we zijn hier niet om tv te kijken en hijsen ons achterop kleine motoren van Li Mings vrienden die hard door de donkere en uitgestorven straten van Laifeng rijden tot we stoppen bij een tempel.
Wederom heb ik geen idee waar ik ben, maar ik volg de jongens naar binnen door de drukbeschilderde poort over de binnenplaats. Waarom zouden ze me op dit tijdstip naar een tempel brengen, denk ik bij mezelf. Maar ik ben lekker gaar van de maaltijd, de biertjes en de hele dag fietsen dus ik laat het op me af komen. Dan gaat er een deur open en belanden we in een chique ruimte die ons vertelt dat we niet in een tempel zijn, maar in een ktv, een Chinese karaokebar. Dat veel tempels de culturele revolutie niet overleefd hebben, wist ik, maar dit had ik toch zeker niet aan zien komen. Zoals het hoort in een ktv krijgen we een privékamertje met een muziekcomputer, een paar microfoons en een tafel vol fruit, zonnebloempitten en biertjes. De jongens gaan meteen in de weer met een selectie Chinese poptoppers en sporen mij aan mee te zingen. Wanneer ze begrijpen dat ik geen Chinese nummers ken, de tekst niet kan lezen en er niks van versta mag ik zelf een paar Engelse liedjes uitkiezen om te zingen. Wat een geluk. Ik vind al snel een paar belachelijke nummer die ik met een brede grijns wat theatraal voordraag. Aan de reactie van de jongens de merken, hebben zij duidelijk andere ideeën bij karaoke. Nadat ik klaar ben met Boney M en The Jackson 5 stort Li Ming vol passie en bloedserieus de meest kleffe liefdesballades uit over mij en zijn vrienden. Karaoke in China is een ernstige zaak.
De volgende morgen stelt mijn vriend voor een rustdag in te lassen om, zoals zijn vertaalsoftware het met voorlegt, te gaan spelen op het platteland. Buiten is zojuist de hemel opengebroken en de straten staan blank. Maar ik ben wel toe aan een dagje niet fietsen, stel geen moeilijke vragen en ik zie wel wat er gebeurt. Na een busrit van een half uur belanden op een modderig bospad bij een dorpje in de bergen. Het stortregent nog steeds maar hij loopt heel kalm door en lijkt de weg te kennen door de bamboejungle. Langs de grote weg maken mensen vuurtjes in tonnen of gewoon onder een parasol en roosteren raapjes bij hun fruitkraam. Wie zich buiten waagt heeft een paraplu of een enorme rieten hoed die dient als nuttig afdak tegen het onophoudend geplens.
Met zompige schoenen komen we aan bij een wit geschilderd boerderijtje omgeven door kleine terrassen waar Li Mings grootouders kool, pepertjes en fruit verbouwen. Onder het afdak hang kamille te drogen met ernaast de was aan een bamboestok. We werden verwachten en oma staat in de keuken boven een grote houtkachel waar een enorme wok op staat. De vlammen schieten ernaast omhoog en ze slaat met een grote metalen lepel de sissende groenten krachtig in het rond. Li Ming laat me als aperitiefje even proeven van hun huisgestookte bessenbrandewijn die hij zelf te sterk vindt. Ik ook, maar terwijl het zoete vocht zich een weg naar beneden brandt voel ik de kilte van de regen verdwijnen. Het eten is klaar. Aan een laag tafeltje in de keuken eten we met zijn allen uit de grote wok en een vijftal kleine schaaltjes met stoofjes van paksoi, pepers, kruiden, bladgroenten en spek uit eigen stal. De maaltijd is groot en heerlijk en zoals gebruikelijk verbrand ik mijn gretige tong genadeloos aan de warme noedels. En weer sneuvelt een Europese eetgewoonte aan de Chinese eettafel. Hier moet je leren slurpen.
Na de lunch wandel ik door de miezer een rondje over de terrassen boven de boerderij. Ik vind een pompelmoes, een reusachtige citrusvrucht, die ik triomfantelijk presenteer aan de familie. Ze vinden het wel schattig geloof ik. De vrolijke buurman vindt het in elk geval geweldig en sleept me mee naar zijn huisje. Via de stal en een paar moeilijke trappetjes komen we uit in een donker houten huis met open deur. Binnen zit zijn vrouw naast een open vuur knollen te wassen in een teil. Vanaf de muur houdt de grote roerganger Mao een oogje in het zeil. De buurman geeft me een pompelmoes van eigen kweek en hij schuifelt weer voor me uit, terug naar mijn familie, zich onderweg vastklampend aan mij of de vochtige stalmuur. De grote groene vrucht wordt een snack voor één, want de buurman heeft nog maar zes tanden, wijst hij lachend. Roken lukt nog wel prima en tv kijken gelukkig ook, want het is tijd voor een populaire oorlogsserie.
Wat er in China gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog weten we eigenlijk niet zo goed in Europa. Wij leren niets over de Sanko Sakusen, de beruchte strategie van plunder, vermoord en verbrand alles, waarmee het Japanse leger die hier over de platteland raasden. De zichtbare wonden zijn grotendeels geheeld, maar de grote destructie en miljoenen slachtoffers zijn nog niet vergeten en wordt levend gehouden in de hedendaagse politiek en door oorlogsseries zoals die waar wij nu voor zitten gekluisterd en waar de heldendaden van het Chinees centraal staan. Li Ming zegt dat negentig procent van de Chinezen de Japanners haat. ‘Ze krijgen het ooit wel terug’, zegt hij stellig. Ik wil zeggen dat wij in Nederland de Duitsers toch ook vergeven hebben, maar bedenk dan hoe buitenproportioneel anders de Japanners hier tekeer zijn gegaan, knik en keer terug naar ons zwijgen. De asgrauwe lucht klaart vandaag niet meer en maakt plaats voor de schemer in deze boerderij in het bamboebos terwijl binnen de stroom medicijnreclames plaats maakt voor het volgende deel van de oorlogssoap.