Eigen werk
Navigatie in Mongolië is een interessante kwestie. Er is namelijk nooit een weg die naar Rome leidt, maar vrijwel altijd een netwerk van slingerende paadjes die min of meer dezelfde kant op gaan. Toch is het doorgaans veiliger enigszins in het midden te blijven, want voor je het weet heb je een zijstroom te pakken die je volledig de mist in stuurt. Toch vind ik mezelf vandaag slimmer dan de hoofdweg en kies een alternatieve route die een flink stuk af lijkt te snijden.
Ik rijd langs een bergwand met rechts van me het open veld en in de verte de hoofdweg die met me meebuigt aan de overkant van de vallei. Alleen neem ik de binnenbocht en het lijkt erop alsof ik een mooiere route neem die nog eens sneller is ook. Tevreden peddel ik door de weilanden, genietend van de ochtendzon en de ontdekking van dit stille landweggetje. Na zo’n tien kilometer begint het pad echter flink drassig te worden en voor ik het weet sta ik oog in oog met een riviertje. Deze is niet al te diep, maar ik moet er toch mijn schoenen voor uittrekken en mijn broekspijpen opstropen. Het water komt bijna tot mijn knieën en als ik erdoor ben gewaad, zie ik de volgende al naderen. Ik hang mijn schoenen en sokken aan mijn stuur en laat dit riviertje ook snel achter me. Het lijkt alleen niet beter te worden. In de verte zie ik een grotere stroom naderen en het pad is veranderd in een modderpoel. Te koppig om terug te keren, kies ik er toch maar voor om richting de hoofdweg te fietsen en neem een zijspoor dat me even van het drassige pad af leidt.
In een poging terug te keren naar de weg sta ik wederom vast voor een nog grotere watermassa. Even sta ik moedeloos stil wanneer van achter me ineens een motorrijder nadert. De man in dikke grijze mantel met een oranje lint om zijn middel en een Russisch jachtgeweer om zijn schouder wijst enthousiast naar een paar gers in de verte; tijd voor thee. Snel race ik door de rivier heen achter de motor aan, waarbij een schoen en sok achterblijven in het water. Mijn broekspijpen zakken af bij de reddingsactie en druipend kom ik aan bij de verzameling tenten. De zon verdwijnt net achter de wolken en ineens is het best fris in dit groene hoogland. Dankbaar droog ik mijn kleren en schoenen bij de houtkachel in de ger en warm ik op met melkthee die Dorjoo’s vrouw al klaar had staan. Dorjoo zelf komt net terug van de jacht, te zien aan een volle plastic tas die nog aan het stuur van zijn motor hangt. In heel Mongolië wordt de marmottenjacht bedreven en het diertje, ter grote van een flinke kat is een echte delicatesse op het platteland. Als Dorjoo vrolijk zwaaiend met de bloederige tas aan komt zetten, weet ik hoe laat het is.
De kop van de marmot was er al af, zeker achtergebleven in het veld. Samen met zijn dochter buigt Dorjoo zich over het beestje en via de nek komen er wat organen naar buiten. Ze trekken het kadaver half binnenstebuiten, maar het lijkt erop of ze dit vaker hebben gedaan. Ik kijk geboeid toe wanneer de deur van de kachel open gaat en mijn gastheer voorzichtig met een tang gloeiendhete stenen in de marmot begint de leggen. Sissend en stomend verspreid de geur van barbecue zich door de ger en ik herzie mijn definitie van steengrillen. Als de marmot vol met stenen zit, bindt Dorjoo behendig de nek dicht terwijl het vlees langzaam gaart. Vervolgens maken we samen een vuurtje buiten om het vel eraf te branden. Het schijnt dat marmotten hier de pest bij zich kunnen dragen, maar zo’n vaart zal het niet lopen denk ik maar voor het comfort. En zo ja, dan is het in elk geval een goed verhaal voor thuis, want hoe retro is het om terug te komen met de klassieke pest?
De kaalgebrande marmot wordt opengesneden en ondanks de wat onorthodoxe methode is het vlees erg smakelijk. Natafelen zit er in Mongolië vaak niet bij en de familie gaat snel verder met hun dagelijkse bezigheden. Ik ben inmiddels wat gedesoriënteerd en wijs naar een paar huisjes aan de hoofdweg om erachter te komen hoe je daar moet komen. Gewoon rechtdoor, wijst de buurman. Hij maakt een gebaar dat volgens mij betekent dat je in het plaatsje kan zwemmen. Waarschijnlijk doelt hij op een badhuis of iets dergelijks. Ik heb er inderdaad wel eens beter verzorgd uitgezien en kan ongetwijfeld een bad gebruiken na een tijdje in de wildernis. Dankbaar voor de bijzondere ervaring met de marmot en de leuke ontmoeting, neem ik afscheid van de familie en volg ik de sporen van een jeep richting de huisjes. Ik ploeter nog twee riviertjes door, hobbel over een veld vol hobbels, raak het spoor bijster en kom dan aan bij een echt brede rivier. Dit lijkt werkelijk teveel van het goede, maar met goede hoop volg ik de stroom een tijdje tot ik erachter kom dat het niet gaat lukken zo. Het plaatsje aan de weg ligt op nog geen kilometer afstand, maar een brug is nergens te bekennen. Ik wil het toch proberen, want waar moet ik anders heen? Zoals altijd ben ik te koppig om terug te gaan dus voorwaarts is de enige weg. Ik leg mijn tassen op de oever en loop in boxershort het water in met de fiets aan de hand. Het begin lijkt aardig te gaan maar de rivier wordt snel dieper en dieper. Wanneer de stroom sterk wordt til ik de fiets boven mijn hoofd en ploeter verder tot halverwege de rivier waar ik ineens de bodem niet meer voel, het sterk stromende water tot aan mijn oksels komt en ik mezelf met moeite staande houd. Terug, dit is gekkenwerk! Hijgend sta ik half naakt terug op de oever. Ik ben verdwaald in de Mongoolse wildernis en vliegjes gaan me van alle kanten te lijf. Ik geloof toch dat de buurman met dat zwemgebaar niet op een badhuis doelde.
Ik organiseer mezelf weer en volg de rivier nog een tijdje via een drassig hobbelveld. Het valt me op hoe vrolijk ik ben ondanks de tegenslagen en mijn wederom natte kleren, mijn fiets en voeten vol algen en stinkend naar slootwater. Na nog een uur met voornamelijk de fiets aan de hand vanwege het onmogelijke terrein waad ik door een eveneens diepe zijrivier naar een volgende ger om de weg uit dit drassige doolhof te vragen. De kinderen raken helemaal hysterisch als ze me zien en ook hun grootmoeder staat stomverbaasd met twee melkbussen in de hand te kijken naar die druipende verschijning. Met handen en voeten krijg ik nieuwe aanwijzingen en legt de vrouw uit dat dit allemaal eilandjes zijn in een delta. Erg handig om het vee in de buurt te houden, maar niet voor de slimme fietser die zoekt naar een sluiproute. Tien minuten later hobbel ik verder in de goede richting met een zak vol zoetige melksnacks.
Ik beland aan de andere kant van het grote meer dat ik wilde passeren vandaag, wat als nadeel heeft dat het erg lastig fietsen is door alle stroompjes en riviertjes die vanaf deze kant het meer bereiken, maar het is heerlijk rustig en ik weet tenminste waar ik heen moet. Als de zon doorkomt ,stop ik naast een kudde paarden voor de lunchpauze, was in het heldere meer die stinkende slootgeur van me af en droog mijn kleren in het gras. Behalve de gebruikelijke gers die her en der verspreid staan, zie ik in de verte een vreemde concentratie tenten, zonder vee eromheen en met wat houten gebouwtjes. Als ik deze ongebruikelijke verschijning nader, zie ik een busje dat een lading westerse toeristen uitspuugt en besef dat ik na bijna drie weken in de leegte beland ben in toeristisch Mongolië. Vanuit de busjes die af en aan rijden kijken oude echtparen en backpackers verbaasd op en ik zwaai vrolijk terug. Het is een aparte gewaarwording, maar als ik even later een Zwitsers stel tref, merk ik dat het al een paar weken geleden is dat ik een fatsoenlijk gesprek met iemand voerde in het Engels. Je merkt pas hoe erg je die interactie mist als het er weer is en ik praat ze de oren van het hoofd.
Dan nadert de bewoonde wereld en het eerste dorp. Ik zet mijn tentje op bij een nomadenkamp en zie dat ik dat ik volgens de kaart niet meer dan dertig kilometer verder ben gekomen vandaag. Toch was het een dag vol avontuur, verrassingen en mooie ontmoetingen die ik gemist had als ik op de weg was gebleven. Dit soort gestuntel brengt blijkbaar de mooiste ervaringen en de volgende dag kies ik bewust voor het zijweggetje. Eens kijken waar we vandaag weer gaan belanden.