Genoeg
De boerderij van mevrouw Neela is volgeplakt met posters van haar man, er rijden pick-ups met blèrende megafoons door het dorp en communistische hamer-en-sikkelvlaggetjes achtervolgen je de hele straat door. De gemeenteraadsverkiezingen zijn aangebroken in ons bergdorpje. Vanwege corona geen grootse parades, maar alsnog worden kosten noch moeite gespaard om alle 11.752 bewoners van dit uitgestrekte bosgebied te bereiken.
Net als in Nederland stemmen veel mensen hier met hun portemonnee, al wordt dat soms wel heel letterlijk opgevat door zowel het electoraat als de lokale kiesmannen. Rond verkiezingstijd trekken deze immer besnorde partijleiders namelijk de meest afgelegen heuvels in om de daar wonende tribals over te halen op hen te stemmen. Meestal volstaat 500 roepie (5,50 euro) en een flesje lokale brandewijn. De tribals vertellen over hun problemen, waarna de partijleider beloftes maakt en zijn electorale aalmoezen uitdeelt. De tribals beloven vervolgens braaf op hem te stemmen en de leider stapt weer op zijn brommer, op weg naar het volgende cluster huisjes
Zeker van zijn zaak kan de beste man echter nog niet zijn, aangezien de komende dagen mannen met andere vlaggen dezelfde route afleggen. De gelukkige tribal die zijn kaarten slim speelt vangt zodoende een mooi weekloon zonder zijn bed uit te hoeven komen en als hij alle brandewijn bewaart voor het populaire feest op de vooravond van de verkiezingen, is het de vraag of hij het stemkantoor überhaupt zal halen.
Of het allemaal echt uitmaakt betwijfelt mijn buurman Biju, terwijl we samen aan de chai zitten op zijn veranda met uitzicht op de rivier. ‘Ik weet van elke familie in het dorp op wie ze gaan stemmen en iedereen weet het van mij. Eigenlijk volgt de hele familie de man des huizes. Politiek is dus lekker voorspelbaar hier.’ Ik wijs naar een poster van Gandhi’s Congrespartij met daarop een statig portret van de huisvrouw Neha in haar zondagse sari. Er moeten volgens de wet namelijk vrouwen op de lijst staan. Best bijzonder voor een gebied waar mannen nog geen ei kunnen bakken en vrouwen soms wekenlang nauwelijks van hun erf af komen. Elske en ik grappen dan ook tegen elkaar dat de echtgenoten van deze dames stiekem onder tafel zitten om instructies te geven. Biju lacht om deze observatie terwijl zijn vrouw aan komt lopen met de theesnacks. ‘Verandering gaat hier langzaam, maar het is een goede stap.’
Toch is politiek in Kerala een uniek fenomeen. Dit was in 1957 namelijk de eerste plek ter wereld waar een communistische regering aan de macht kwam via vrije verkiezingen. ‘Daarom hebben we nu de hoogste geletterdheid van heel India, de beste gezondheidszorg van het land en zijn we een van de rijkste staten van India’, pocht Biju’s vriend Binesh als hij aanschuift voor de thee. ‘De hindoenationalisten van premier Modi krijgen geen voet aan de grond, omdat we ons hier niet blindstaren op kaste, religie en status.’
Ook de moslimpartij doet het in het islamitische buurdorp erg slecht. In plaats daarvan wappert er een levensgrote vlag van Che Guevara tegenover de moskee, naast een poster met een gesluierde vrouw en een grote hamer en sikkel. Daarbij stemmen zowel de welvarende Binesh als de arme dagloner Moorthi op de lokale communistische fractievoorzitter. Vanwege zijn partijprogramma misschien? ‘Nee joh, het is mijn neef’, lacht Binesh. ‘De hele familie stemt op hem en Moorthi is zijn beste vriend. Maar’, voegt hij toe, ‘ik geloof ook echt in dit model. Het is een soort communisme light, zonder grote leiders, dwang en slogans over religie als opium voor het volk.’ Zo raadpleegt de partijleiding nog altijd hindoe-astrologen om een gunstige dag te kiezen voor hun partijbijeenkomsten en staat er een bonte mix van vrome hindoes, moslims en christenen op de kieslijst.
Een week na de verkiezingen zijn de megafoons terug. In pick-ups vol joelende jongeren met trommels en fluitjes eisen de communisten hun overwinning op. Ik denk alleen dat er geen astrologen voor nodig waren om deze uitslag te voorspellen.