Fietsen in de Russische Kaukasus
Eigen werk
Vol goede moed vertrek ik uit de Russische stad Stavropol; de langverwachte Kaukasus dient zich aan. Volgens sommige Moskovieten is het hier al oorlogsgebied vanwege het nabije Tsjetsjenië, maar wie de moeite neemt deze groene stad te bezoeken, weet wel beter. Vandaag fiets ik niet alleen; twee Russen van de lokale fietsclub peddelen met me mee. Alec en Sergei hebben hun mountainbikes provisorisch volgepakt met het hoognodige en begeleiden hun zwaarbeladen gast de bergen in.
Na het erg Russisch klinkende Nevinommysk volgt Erken-Shakhar, bepaald andere koek. Het klinkt haast oosters, wat ook redelijk klopt. De hier wonende Tsjerkessen spreken een Turkse taal en zijn islamitisch. ´Vraag Wikipedia´ antwoordt Sergei als ik meer wil weten over waar we zijn beland. Beide jongens kunnen me weinig vertellen over hun buurlandje. Aan de ene kant begrijpelijk, want wie de hele Russische geschiedenis en alle volkeren wil leren kennen, mag er een heel leven voor uittrekken. Aan de andere kant, het is toch vreemd als je geen idee hebt wie er naast je woont. Als ik vraag of het wel kan om zonder bedekkende kleding te fietsen zeggen ze: ‘geen probleem, zo streng islamitisch zijn ze hier niet’. De jongens vertellen me over de milde vorm van islam die heerst in de moslimlandjes in de Kaukasus. ‘De beste konjak komt uit Dagestan en er zijn genoeg Tsjetsjenen die drinken of Tsjerkessen die varkensvlees eten. De radicalen uit dit deel van de Kaukasus waar je op het journaal over hoort, vertegenwoordigen slechts een kleine minderheid.’
Hoewel ik meer dan honderd kilometer verwijderd ben van de dichtstbijzijnde landsgrens, mag ik mijn paspoort laten zien en betreed ik een nieuwe wereld. Door een bord met heldhaftige wapenschilden word ik welkom geheten in Karatsjaj-Tsjerkessië, een van de autonome republiekjes in de noordelijke Kaukasus, de gevoelige onderbuik van Rusland. Hier wonen oude bergvolkeren als de Tsjerkessen, een verbastering van het klassieke krijgsvolk de Circassiërs en de Karatsjaj, die van oudsher herder zijn. Na een lange vlakte en een paar stoffige plaatsjes slaan we af de bergen in. Snel slaan we nog wat voorraad in bij een van de kraampjes langs de weg. Hier merk je wel dat je echt met een ander volk te doen hebt. Onze meloenverkoper had voor mijn gevoel zo uit Pakistan kunnen komen met zijn lange baard en witte djellaba. Ik dwaal even af en fantaseer over het leven van de voorouders van deze man. Zijn trotse voorouders zochten na inlijving in het Russische rijk altijd naar een kans op onafhankelijkheid. Toen de Duitsers Rusland in de Tweede Wereldoorlog binnenvielen leek de tijd rijp en ze maakten een deal met Hitler. De daaropvolgende wraak van Stalin na de uitdrijving van de Duitsers was op zijn zachtst gezegd grondig. Het merendeel van de Karatsjaj werd in 1944 gedeporteerd naar Centraal-Azië, waar een enorm deel van de bevolking om het leven kwam.
We klimmen over hobbelige bergwegen die ons door halfverlaten dorpjes leiden. Stalin heeft zijn werk goed gedaan en het gebied is flink ontvolkt. Daar komt bij dat veel jongeren niet blijven vanwege het geringe financiële perspectief, dus zijn dorpjes vooral thuis voor de oude garde. We blijven rijden tot de zon bijna onder is en slaan gauw ons kampje op in het bos langs de weg. De kloof waar we doorheen rijden is een van de mooiste stukken die ik gefietst heb. We worden omgeven door hoge muren, prachtig gekleurd herfstbos en beneden ons bepaalt de rivier de Mara het ritme van het dal. We hebben niet erg ons best gedaan om ons verdekt op te stellen. Dat gaat ook wat lastig in de nauwe kloof, dus in no-time worden we ontdekt door de eerste lokale Karachaj-jongens. Met glazige ogen en goede bedoelingen nodigt een jongen te paard ons uit om wodka te komen drinken. Hij is zo te zien al begonnen. Tien minuten later komt er aan Lada aangestommeld, met weer twee paar glazige ogen. Of we wiet van ze willen kopen. ‘Vers uit de bergen.’ We bedanken vriendelijk en ik besef dat het leven hier weinig actie brengt voor deze twintigers.
Na een vrij koude nacht op meer dan duizend meter hoogte, beginnen we bijtijds aan de verdere klim. In een van de laatste plaatsjes voor de bergpas gooien we onze verhitte hoofden onder de dorpskraan. Het mag dan wel herfst zijn en flink hoog, toch is het nog erg warm, zeker gezien de zware klim omhoog. Terwijl de jongens zich uitgebreid staan te wassen, leggen de oude mannetjes die onder de boom staan te kaarten hun spel opzij om dit gade te slaan en doen de dames hetzelfde vanachter de luiken van het kleine dorpswinkeltje. Ik kijk zeker net zo nieuwsgierig terug, zeker als er een drietal vanuit een zijstraatje verschijnt dat een luid jammerend schaap over de stoffige straat sleept. In de volle ochtendzon aan een paal langs de weg, krijgt het schaap ritueel het mes op de keel(check) en wordt het routineus gevild en gestript. Terwijl wij wat verbaasd toekijken, lacht de slager zijn gouden tanden bloot. Business as usual in Vernyaya Mara.
Volgens een bordje langs de weg krijgen we te maken met een helling van 57%. Ik denk van niet, maar desondanks fiets ik shirtloos, want het is alsnog hard werken op de hobbelweg naar boven. In het allerlaatste dorpje passeer ik een vrouw in vol gewaad. Ik voel me erg naakt en wat bezwaard om zo tegen de lokale zeden in te gaan, maar de vrouw kijkt vrolijk op en met een accentvol ‘zdrazdvoedje’ neemt ze al mijn zorgen weg. Ik mag door naar de top. De laatste paar honderd meter zijn heftig en we kauwen ons laatste droge brood op voor een kleine spurt naar omhoog. Daar staan we dan op 2050 meter, mijn persoonlijk record, dat vermoedelijk snel gaat sneuvelen, maar voor nu voelt het als een fijne overwinning. We worden begroet door een hond, twee katten en een ezel. Dan verschijnt er een oude man in de deuropening van een klein gebouwtje en nodigt ons uit voor een paar teugen airan, een verfrissende soort yoghurt.
Dan racen we omlaag. Tussen de scherpe haarspeldbochten door geniet ik van het mooie herfstlandschap en bedenk me dat dit de perfecte tijd is om dit gebied te verkennen. Het is overdag net niet te warm, ’s nachts net niet te koud en de herfstkleuren maken het landschap kleurrijk en divers. We dalen af naar een wat kaler, rotsiger berggebied en in dit lege landschap zien we niets dan af en toe een ruiter, een paar koeien of een verlaten houthakkerskolonie. Vanuit het niets verschijnt na een snelle, bonkige rit het stoffige dorpje Tereze. Het eindstation nadert en Alec en Sergei slepen me mee een restaurantje in om de mooie tocht te vieren. Weer betreed ik een andere wereld. We zijn in Rusland, maar als ik om me heen kijk, is er niets dat me daaraan herinnert. De gehoofddoekte dames spreken een Turks klinkende taal met elkaar, er klinkt Arabische muziek uit de speakers en we eten chebureki, een lokale specialiteit te vergelijken met het Turkse gerecht bürek.
Terug in de bewoonde wereld komt het verkeer langzaam terug en wordt mijn door de berglucht gereinigde luchtpijp weer volgeblaft door brullende Kamaz-trucks en pruttelende Lada’s. We komen terug in de Kraj Stavropol en staan weer in Rusland. Terwijl we onze paspoorten overhandigen aan de nukkige agent galmt achter hem de minaret. Een mooi besluit van een duik in dit bijzondere stukje Rusland.