Genoeg
Ondanks de piepkleine afstand tussen Sri Lanka en het Indiase vasteland is er tot op de dag van vandaag geen brug of zelfs een veerpontje te bekennen tussen de twee landen. Daarom stappen we na twee heerlijke maanden op een korte vlucht naar Chennai, de grootste stad van de Zuid-Indiase staat Tamil Nadu. We zijn klaar voor een nieuw hoofdstuk van onze reis.
Na een korte adempauze laten we de drukke metropool zo snel mogelijk achter ons en binnen een paar uur tijd fietsen we tussen de koeien, modderhutjes en kleurrijke hindoetempels van het Indiase platteland. De huisjes zijn lichtblauw gepleisterd, oude mannen zitten onder de nog veel oudere boom op het dorpspleintje, vrouwen in prachtig gekleurde sari’s zwaaien vanuit een riviertje waar ze de was staan te doen en niemand lijkt het nodig te vinden schoenen aan te trekken. De dorpjes ademen een aanstekelijke loomheid uit en een soort stille en vredige acceptatie van het langzaam draaiende wiel van de tijd in dit achterland. Maar ondanks deze vredige indruk voelen we ons nog wat opgelaten.‘Zou het hier wel zo veilig zijn?’, gonst het door ons hoofd.
Als Indiaganger krijg je namelijk van iedereen, vooral van hen die er niet zijn geweest, te horen hoe gevaarlijk het er wel niet is. Het verhaal is altijd hetzelfde. Bij ons is het veilig en zijn mensen goed, maar daar verderop zijn ze niet te vertrouwen. Dit begon voor mij al in Duitsland, waar mensen me waarschuwden voor het gevaarlijke Tsjechië. In Tsjechië lachten ze daarom, maar drukten ze me op het hart op in Slowakije op mijn hoede te zijn. Daar bleek niets van te kloppen, maar toch lieten de Slowaken merken dat het ze maar niets beviel dat ik alleen door het gevaarlijke Hongarije ging fietsen. Kortom, dit verhaal achtervolgt me al bijna zeven jaar en ik heb er nog nooit veel waarheid in kunnen ontdekken. Toch is India anders. Het vaak nog altijd rigide kastesysteem, grote sociale ongelijkheid, extreme armoede, hindoe-extremisme, overbevolking en een aantal gruwelijke verhalen in de internationale media hebben er toch voor gezorgd dat we ons niet helemaal onbevangen de armen van ‘moeder India’ storten.
Maar wat doe je als de mensen die je tegenkomt allemaal vrolijk naar je lachen? Als je op je eerste fietsdag wordt uitgenodigd op een basisschool aan een zandweg om liedjes te zingen met de kinderen? En als het meest intense moment van de dag is dat twee koeien de weg blokkeren?
Onze angst voor India smelt in de lome middagzon en we moeten een beetje lachen om onszelf. Natuurlijk is dit nog maar dag één van de lange tijd die we in dit enorme land willen besteden, maar als je alle aannames laat waaien, is dit een doodgewoon zandweggetje tussen doodgewone akkertjes waar doodgewone mensen hard aan het werk zijn. Of het nou een Slowaaks, een Chinees of een Zuid-Indiaas akkertje is maakt in mijn ogen steeds minder uit.
Toch steekt onze twijfel aan het eind van de middag even weer de kop op. Mogen we hier zomaar kamperen? Zou het ’s nachts veilig zijn? En wat als we ontdekt worden? Maar nog voor we de tijd hebben om ons echt zorgen te maken, komt er een brommer naast ons rijden. De bestuurder, uiteraard zonder helm, stelt zich voor als Rajkumar, een ex-militair, veehouder en eersteklas druktemaker. Vanaf zijn brommer schreeuwt hij zijn levensverhaal onze richting uit met een zwaar, maar vrolijk Indiaas accent. We verstaan de helft niet, maar als we hem vertellen dat we een kampeerplek zoeken, bedenkt hij zich geen moment. In geuren en kleuren beschrijft hij zijn boerderij waar we naast de waterput mogen slapen.
Voor we de volgende ochtend weer op de fiets zitten, hebben we twee fantastische maaltijden gegeten, werd Elske verkleed als Indiase vrouw, is onze angstbubbel volledig doorgeprikt en hebben we beiden een Indiase naam gekregen.
Welkom in India Deepak en Nila!