Aan de voeten van Brahma

Bouillon

Ik zit rillend onder een beeldje van de olifantgod Ganesh en lepel voorzichtig de hete stoofpot naar binnen terwijl de mist het houten huisje steeds verder opslokt. Zo koud heb ik het in maanden niet gehad, zeker niet in tropisch Indonesië, maar vandaag is alles anders.

In het stikdonker prop ik mijn tent in mijn tassen. Het is iets na vier uur ‘s morgens en de muezzin roept gelovigen op voor het gebed. Tijd om van de koele ochtenduren gebruik te maken en vast een stuk van de 2400 meter omhoog te fietsen voor het echt heet wordt. Vanaf hier kan ik me amper voorstellen dat ik zomaar een vulkaan op kan fietsen, maar volgens mijn kaart moet er toch iets van een weg lopen. Want waarom zou ik eromheen fietsen als ik er ook over kan? Daarnaast wil ik wel eens weten hoe het is om zo’n eindeloos diepe krater in te kijken. Dus daar sta ik dan, aan de voet van de Javaanse Bromovulkaan die als een smeulende kegel verrijst uit de ochtendmist boven de sawa’s.

Ik-zal-niet-lopen, ik-zal-niet-lopen. Op 1500 meter hoogte is het genieten voorbij. Met het zweet in de ogen herhaal ik buiten adem mijn koppige mantra. Mijn shirt is doorweekt en de druppels vallen van mijn kin als ik het stuur weer vastgrijp. Tot dusver was de weg opvallend goed, maar ik ben beland op een brokkenpad van gebroken tegels met meer gaten dan ik kan omzeilen. De weg is zo steil in de haarspeldbochten dat ik boven op mijn pedalen moet staan en met korte spurts mijn 45 kilo aan fiets en bepakking omhoog trap. Ik zweet uit elke porie en lig soms even buiten adem te sterven in de berm. Ik-zal-niet-lopen. Waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?

Wanneer ik eindelijk de top bereik, merk ik ineens hoe koud het is op deze hoogte. Drijfnat van het zweet en in de dichte mist weet ik dat het de hoogste tijd is voor een pauze. Ik kan niet meer en bedenk me dat ik al uren niets gegeten heb ondanks de belachelijke inspanning. Ik moet nu eten, want ik vrees dat voor mijn eigen rijst kookt, ik allang op mijn vingers zit te kauwen. Een jongen wijst wat slaperig naar een brommer met twee dampende pannen achterop gebonden. Maar met een kommetje soep met doorgegaarde ballen en wat sprietjes bosui neem ik geen genoegen.

Ik sla een hobbelweggetje in richting het dorp aan de kraterrand. De mist is inmiddels zo dicht dat ik amper twee meter voor met uit kan kijken. De uitputting nabij klamp ik half verwilderd elke passant aan: warung dimana?, waar is het eettentje? Ze kijken me wat onbeholpen aan als ik sta te briesen dat ik rijst wil eten en geen slappe noedels van de enige snackkraam in het dorp. Is er dan niemand hier die me een bordje rijst wil verkopen? Na een paar ongemakkelijke ontmoetingen, beland ik op een kruising in het midden van het dorp. Ik hang een beetje wanhopig kijkend over mijn fiets gedrapeerd, heb absoluut geen plan en niet de minste energie om verder te gaan.

Maar dan, als een engel uit de mist, verschijnt er een jonge vrouw die me onbevreesd wenkt en kordaat beslist dat ik mee naar huis ga om te eten. Ik stamel mijn dankwoordjes in drie talen en volg haar mak en vermoeid. Te voet ditmaal, maar dat telt niet. Vijf minuten later trek ik met verkleumde vingers mijn smerige sokken uit, dump deze bij de voordeur en stap voorzichtig naar binnen, bang om iets aan te raken met mijn doorgezwete fietskloffie.

Er brandt een vuurtje in een oude gietijzeren kachel, waar ik naast word geplant. Voor ik het weet ben ik omringd door familieleden, pannetjes eten en heb ik een mok mierzoete oploskoffie in mijn verkleumde hand. De familie heeft net geluncht, maar zo te zien is er nog genoeg over. Onder toeziend oog van de hindoegod Ganesh, die alles gadeslaat vanaf het huisaltaar, scheppen ze mijn bord tjokvol met lekker eten.

Op mijn bord ligt nasi jagung, rijst met mais die verbouwd wordt op deze vruchtbare vulkaanhellingen, met ernaast een prachtige tongseng, een typisch Javaanse stoofpot die ik ken uit de laaglanden, waar deze meestal gemaakt wordt met rundvlees of geit. Deze brave hindoefamilie eet natuurlijk geen rundvlees, dus is onze variant met kip, wat iets lichter, maar zeker zo lekker is. De malse kip-tongseng, of tongseng ayam, is langzaam gegaard in kruidige kokosmelk met zoete ketjap en is de regionale trots. Ze hebben niet bezuinigd op de pepers vandaag, die, bijgestaan door de usual suspects als gember en verse laos, de kou snel uit mijn lijf verjagen. De bite van kool en de dampende maisrijst geven me warmte en kracht om even op te kijken van mijn bord. Wat doet Ganesh hier eigenlijk in islamitisch Indonesië?

Mijn gastvrouw vertelt dat dit gebied bewoond wordt door Tenggerezen, nazaten van het hindoeïstisch-boeddhistische Majapahitrijk, die in de vijftiende eeuw werden verdreven door de oprukkende islam. Maar werd heel Java bezet? Nee. Een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden aan de overweldigers. Dit deden deze trouwe hindoes vooral door zich te verschansen in de meeste afgelegen uithoeken van Java. Hierdoor heeft deze geïsoleerde gemeenschap aan de rand van de vulkaan haar unieke mix van hindoeïsme, boeddhisme en animisme ruim vijfhonderd jaar in stand weten te houden, inclusief een reeks opmerkelijke rituelen, zoals een jaarlijkse offerceremonie waarbij dorpelingen groenten, geld en levende geiten in de vulkaan gooien. Dit alles om Brahma gunstig te stemmen, naar wie de vulkaan vernoemd is. De Tenggerezen geloven dat een uitbarsting betekent dat hun oppergod boos is, dus ik hoop dat Brahma vandaag goed gezind is, want ik ben van plan om op de vlakte ernaast te kamperen.

Ondanks de opkikker zit ik nog altijd met lood in mijn benen aan tafel terwijl ik met de familie grapjes maak over mijn idiote vulkaanmissie. Het liefst zou ik mijn hoofd tegen de kachel leggen en in slaap vallen, maar ik wil me niet nog verder opdringen aan deze lieve familie. Toch kan ik niet voorkomen dat mijn bord nog twee keer vol wordt geschept, waardoor zelfs mijn bodemloze eetlust uitgedaagd wordt.

Na het eten kleed ik me gauw om. Ik hijs me in een droog shirt, trui, regenjas, lange broek en wollen sokken. Dat is even geleden. De mist is iets opgetrokken en de top van de vulkaan verschijnt tussen de nevelslierten.

Ik trap de laatste twee kilometer naar de top; de laatste zware slagen voor ik aan de rand van de kratervlakte sta. Voorzichtig daal ik via een nauw en stijl zandpad af naar beneden, de schemerige vlakte op. Ik zet gauw mijn tent op in dit vreemde maanlandschap en val om half 7 in slaap, gadegeslagen door een tevreden Brahma. Ten slotte ziet hij niet elke dag iemand die zoveel moeite doet om aan zijn voeten te kunnen liggen.

Javaanse tongseng ayam

Traditioneel wordt dit recept met geitenvlees gemaakt, maar in de verschillende regio’s zijn varianten te vinden met lams- of schaapsvlees, rundvlees, kip of zelfs met paddenstoelen en tempé.

Ingrediënten voor 4

3-6 rode pepers(rawit), fijngehakt|1 tl zout|1tl korianderzaad (of ¾ tl poeder)|2 cm gember, fijngehakt|2 cm verse laos, fijngehakt (of 1 tl poeder)|2 cm verse kurkuma, fijngehakt (of 1 tl poeder)|4-6 teentjes knoflook, fijngehakt|8 sjalotjes, fijngehakt|4 kerimi- of macadamianoten, lichtgeroosterd|3 el kookolie|400ml kokosmelk|5 djeroek-poeroetblaadjes|2 salamblaadjes (optioneel)| 2 stengels citroengras, gekneusd en in een knoop gelegd|600 ml kippenbouillon|700 g kipdijfilet, in stukken van 3 cm|4 el ketjap manis|200g witte kool, in partjes|2 tomaten, in blokjes|1 tl (witte) peper|1 tl suiker (optioneel)|4 stengels lente-ui|

  1. Maal de helft van de rode pepers samen met zout en korianderzaad fijn in een vijzel. Blijf stampen en voeg gember, laos, kurkuma, knoflook en de helft van de sjalotjes toe. Voeg als laatst de keriminoten toe en maal het geheel tot je een fijne, gladde pasta hebt.
  2. Verwarm olie in een pan met dikke bodem en fruit de pasta zo’n 4 min. op middelhoog vuur tot deze zijn geur verspreidt.
  3. Voeg de kokosmelk, djeroek poeroet, salamblaadjes en citroengras toe en breng aan de kook.
  4. Laat dit 10 min. op laag vuur sudderen onder voortdurend roeren.
  5. Voeg vervolgens de kippenbouillon toe, breng opnieuw aan de kook en laat op laag vuur pruttelen.
  6. Fruit de overige sjalotjes en rode pepers enkele minuten in een grote wok of braadpan.
  7. Voeg de kip toe, roerbak deze enkele minuten op hoog vuur en blus af met ketjap manis.
  8. Voeg de kokosbouillon toe door een zeef, gevolgd door kool, tomaat, witte peper en zout, suiker of meer ketjap manis naar smaak.
  9. Laat de tongseng op laag vuur inkoken tot het de gewenste dikte heeft.
  10. Voeg lente-uitjes toe, roer nog een keer goed door en serveer met witte rijst of nasi jagung (witte rijst gekookt met maiskorrels).

Voor vegetariërs:
Vervang de kip door 300 g van je favoriete paddenstoel (grof gehakt) en 400 g tempé (in blokjes). Verwarm eerst olie in een koekenpan en bak de tempé op middelhoog vuur tot alle kanten goudbruin zijn.

Tags