Tadzjikistan: bij de Wakhi’s

Noosh-e-Jaan

Een grindweg leidt me op bijna 3000 meter hoogte door een vallei omgeven door sneeuwtoppen. Rechts ligt Afghanistan met haar smalle ezelpaadjes en voor me de ijzige pieken van de Pakistaanse Hindoekoesj. Onder me mijn wielen die maar blijven draaien, kilometer na kilometer, al bijna een jaar lang. Na een korte Centraal-Aziatische lente fiets ik het Pamirgebergte in, een hoogvlakte met bergpassen hoger dan de Mont Blanc en de droom van elke avonturier in Tadzjikistan.

Ik rijd door een middeleeuws landschap. Ossen trekken de houten ploeg door het veld en de huisjes van klei en zandsteen hebben vaak een grote ramshoorn boven de poort. Op enkele bewerkte velden en wat kale populieren na is de vallei dor en droog ondanks het heldere water van de rivier die de Afghaanse en Tadzjiekse stamgenoten van elkaar scheidt.

De bergstammen in de Wakhanvallei leven zo afgezonderd dat ik mensen ontmoet die de twee officiële talen van het land, Tadzjieks en Russisch, niet verstaan. De talen die hier gesproken worden zijn vaag verwant aan het Oudperzisch, maar doordat deze Wakhi’s het grootste deel van het jaar door sneeuw zijn afgesloten van de buitenwereld hebben taal en cultuur zich hier op unieke wijze ontwikkeld.

Tadzjikistan is een van de armste landen van Azië en een groot deel van de mannen werkt in Rusland. Het straatbeeld in de dorpen wordt dan ook bepaald door vrouwen en, in tegenstelling tot veel islamitische landen, zijn die hier niet verlegen. Zelfverzekerd word ik staande gehouden door Mahboba, een jonge vrouw met een kind op haar arm, die me uitnodigt voor thee, wat meestal betekent eten, slapen én thee.

Ik krijg een grote kom linzensoep en Tadzjieks platbrood voorgezet. Mahboba’s ouders, een gerimpeld stel met wollen trui en dikke sokken, komen me begroeten. Haar jongere zusjes hebben nog niet dezelfde onbevangenheid. Ze zwaaien giechelend en kijken op een kluitje toe hoe ik dankbaar zit te slurpen van de warme, stevige soep met rundvlees, tomaat en verse kruiden.

Mahboba’s moeder komt me even aan de tand voelen. ‘Ben je getrouwd?’ ‘Nee, mevrouw.’ ‘Vind je Tadzjiekse meisjes mooi?’ ‘Natuurlijk, mevrouw.’ Ze trekt haar wenkbrauwen op en wijst met een schuin oog naar het kluitje kleindochters. Even is het stil. Wat moet ik hier nou weer op zeggen? Dan barst iedereen in lachen uit en maken de meisjes zich gierend uit de voeten. Naar goed Tadzjieks gebruik gaat er dan maar een rondje zoute melkthee in, uiteraard met meer brood om te dippen. Het valt me op hoe ongedwongen de familie reageert op mijn aanwezigheid. Na het eten gaat iedereen gewoon verder met waar hij mee bezig was en laat mij achter in de kamer. Net alsof ik hier al weken ben.

Linzensoep uit de Wakhanvallei

De Tadzjieken voegen vaak een soort dikke, zure melk toe aan hun soep. Experimenteer gerust met karnemelk of dikke yoghurt.

Ingrediënten voor 4 personen

2 el zonnebloemolie|450 g rundvlees, in blokjes|2 uien, fijngehakt|2 teentjes knoflook, fijngehakt|2 tl komijnzaad|2 wortels, in blokjes|2 stengels bleekselderij, fijngehakt|4 tomaten, in blokjes|200 g gedroogde gele of rode linzen|1,2 l runderbouillon|verse dille, koriander of peterselie|karnemelk of dikke yoghurt (optioneel)|

  1. Verwarm de olie in een grote braadpan en bak het vlees op hoog vuur tot het bruin is, voeg dan de ui, knoflook en komijn toe, gevolgd door de wortel en bleekselderij en bak dit 10 min. op middelhoog vuur.
  2. Voeg de tomaat en linzen toe, roer goed door en bak 2 min. mee.
  3. Voeg de bouillon toe en breng aan de kook. Zet het vuur laag zodra de soep kookt en laat afgedekt sudderen tot de linzen gaar zijn. Dit kan 15 tot 30 min. duren, afhankelijk van de soort linzen.
  4. Voeg meer vocht toe als de soep te dik is en breng op smaak met zout en peper.
  5. Garneer met veel verse kruiden en eventueel karnemelk of yoghurt. Serveer met naan, Turks brood of ander platbrood.

Voor vegetariërs:


Vervang de runderbouillon door groentebouillon en het vlees door een extra wortel en 1 aardappel (in blokjes).