Op bezoek in Kalmukkië
Eigen werk
Terwijl luidruchtige Russische toeristen haar moment lijken te ontheiligen, werpt een oude vrouw zich vol overgave ter aarde. Ze staat op en onder toeziend oog van een tiental starende blikken herhaalt ze het ritueel. Onverstoord, alsof er niemand om haar heen is, deelt zij haar intieme moment met de grote boeddha tegenover haar. Ik sla het tafereel van een afstandje gade en realiseer me dat ik op een bijzondere plek ben. Zonder dat de meesten dat weten, kent Europa een boeddhistische republiek. In het zuidwesten van Rusland leven de nazaten van Dzjenghis Khan als een exotisch buitenbeentje.
De tocht naar Elista, de hoofdstad van Kalmukkië, maakt meteen duidelijk waarom deze oude stam zich hier thuis voelt. Net als in Mongolië, het land van hun voorvaders, zie ik tot aan de horizon niks anders dan een lege vlakte. Ongeschikt voor landbouw, maar voor deze boeddhistische veehouders was dat geen punt toen ze zich zo’n 400 jaar geleden vestigden op deze steppegronden. Sindsdien leefden de nomadische Kalmukken net als hun Mongoolse broeders; in joerten. Deze traditionele leefstijl werd bruut verstoord toen Jozef Stalin aan de macht kwam. Hij had het niet zo op de Kaukasusvolkjes en deporteerde zonder pardon het grootste deel van de bevolking naar werkkampen in Siberië. Pas veertien jaar later kwamen de nazaten van de gedeporteerden terug in hun thuisland. Gerussificeerd, gedesillusioneerd en zonder kennis en liefde voor het nomadische leven en de tradities van hun voorouders. Stalin kreeg precies wat hij wilde.
Ik ontmoet Jekaterina in een bus naar het centrum. De oude Kalmukkische dame is geboren in Siberië en spreekt alleen Kalmukkisch omdat haar oma geen Russisch sprak. Maar zelfs deze ontwikkelde dame kan slecht lezen en schrijven in het op Tibetaans lijkende Kalmukkisch. Na veertien jaar van meedogenloze cultuurvernietiging herinneren nu vooral standbeelden met ruiters en roofvogels en schilderingen aan het traditionele steppeleven in joerten. Waar het landje zich in de moderne tijd op beroemd is schaken, een cadeau van de vorige president, multimiljonair en schaakmeester Kirsan Ilyumzhinov. Deze voormalig wereldkampioen maakte schaken met succes tot volkssport nummer één, en bouwde het grootste schaakcomplex ter wereld. In dit zogenaamde Chess-City is vandaag niks te doen, en op een enkele bewaker na is het geheel uitgestorven. Het maakt deze onwaarschijnlijke plek alleen maar onwaarschijnlijker en doods. De levende schaaktraditie in Kalmukkië is vooral te zien op straat, waar in parkjes en zelfs bij tempels ouderen in groepjes de schaakmanoeuvres van een spelend tweetal gadeslaat.
De lawaaiige Russen stappen weer in hun bus om de volgende attractie onveilig te maken en in alle rust wandel ik met de nieuwe generatie door de tempel. Ik leer van Gerel meteen dat ik niet met mijn rug naar de grote gouden boeddha mag staan of lopen, dus ik ga snel achterwaarts verder. Net als de meesten van haar generatie spreekt Gerel geen Kalmukkisch, en ook sommige boeddhistische rituelen zijn verloren gegaan. Ze werpt zich niet ter aarde maar gaat bescheiden met gevouwen handen bidden op een laag bankje. ‘Alleen ouderen bidden volledig, ik moet die wijsheid nog verkrijgen’, legt ze uit als we weer buiten staan. Op de grote tempel na is het hier weer gewoon Rusland. Kleine stad, veel hoogbouw en roetbrakend verkeer. Toch proberen de Kalmukken hun verleden te koesteren en hebben ze banden met Mongolië de laatste jaren aangehaald. Ook proberen ze hun spiritueel leider, de Dalai Lama, uit te nodigen voor een bezoek, maar dat wordt door de Russische regering steevast afgewezen. ‘Ze zijn helaas erg zuinig op hun banden met China, en willen ons niet tegemoet komen’.
Ik begeef me na mijn onderdompeling in oosterse sferen naar de familie van een Russische vriend, en beland tegenover Nurdi, een oude Tsjetsjeense vrijheidsstrijder in een buitenwijk van de stad. Het kalme boeddhisme is hier ver te zoeken. Bij aankomst in de middag is de Russische buurman stomdronken. Nurdi rookt alleen tijdens het eten en de daaropvolgende thee al zo’n twaalf sigaretten onder begeleiding van Arabisch klinkende Tsjetsjeense muziek. Die middag rijden we in zijn busje een rondje door de stad, en af en toe gooit Nurdi het raampje open voor een fluim terwijl hij toeterend en tierend op zijn medeweggebruikers door het centrum scheurt. We rijden een eindje de stad uit, en stappen uit op de lege, uitgestrekte steppe. Het weidse uitzicht over de schijnbaar eindeloze leegte met de ondergaande zon geeft ruimte voor de vraag: ‘wat als Stalin deze vredelievende nomaden gewoon met rust had gelaten?’ Europa zou dan pas echt een uniek volk binnen haar grenzen hebben gehad. Nu is het een met uitsterven bedreigd unicum dat het beste maakt van wat over is van haar tradities en nog altijd met trots de enige boeddhistische republiek van het continent is.